XVII. Bloeyende Haaneklootjes, of Spindelbomen. Carpinus florens.
HEt onderste dezer Prent vertoont ons een geele zwart gestreept en gestipte Rups, hebbende voor zes zwarte klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee geele voeten, ze zyn heel traag, als men ze raakt, blyven ze tegens den aard van andere Rupsen stil leggen, ik heb ze met dit blad gevoed tot in 't laatst van Juni, wanneer ze een wit gespin maakte, zynde gelyk dun perkement, en als zilver glantzig, daar in veranderde ze in een bruine Pop; in 't midden des volgenden maands Juli kwam daar een violet Uiltje uit, welker bovenste rood geplekte vlerken schuins geziert een schoonen weerschyn hadden; de onderste vlerkjes waren mede rood geplekt, haare vlugt is gering, zynde gemeenlyk veel by malkander in 't gras op de Bloemen; haare eiertjes zyn geel.
Nog zit ter rechterhand op een blad een grasgroen Rupsje, deze vind men ook wel op de Pruimboomen, ze hebben voor zes klaauwtjes, in de midden acht, en achter noch twee voetjes, geraakt zynde maaken ze veel sporteling; in July veranderen ze in een bruin Popje, en na veertien dagen komt daar een Uiltje uit, zynde de kop, hoorntjes, pootjes, en bo-