X. Purpere Nachtveil. Viola matronalis purpurea.
MEn vind aan dit Blomgewas een zoort van lange dunne Rupsjes, hebbende voor zes klaauwtjes, en achter ook zes voetjes, wanneer ze voort willen dan zetten ze het agterste lyf by 't voorste, makende aldus met het lyf een hooge bogt, 't welk om de langte hares lichaams een raar figuur maakt, en gevolglyk een wyde stap doen, ze veranderen in de May in een groen Popje, in Juni komt daar een schoon Kapelletje uit, zynde de kop en bovenste vlerken schoon geel en bruin gefigureert, het lyf, de onderste vlerken, de hoorntjes, en pootjes bleek geel, de oogen zwart, en gaauw in 't vliegen, gelyk ter rechterhand vertoond werd.
Ter linkerhand bevind zig een groene Rups met een geele kop, ze heeft voor zes klaauwtjes, in de midden acht voetjes, en achter nog twee diergelyke, in 't laatst van April maken ze een geel gespin, en veranderen in een groen zwart gestippelt Popje, in 't midden van May komt daar een klein wit Kapelletje uit, haar vlugt is gering, zo dat ze naauwlyks van de eene Blom op de andere konnen koomen.