In zommige dezer Popjes bevinden zig veel witte Maden, die in Tonnetjes veranderen, na twaalef dagen komt uit elk Tonnetje een schoon groen glanzend Vliegje te voorschyn, gelyk onder aan verbeeld is.
Aan een steel kruipt een kleine witte Rups met een zwarten kop, diergelyke vind men ook aan deze Blossem, deze komen des morgens uit haar gespin om te eeten, datze zeer gaau verregt hebben, alsdan gaanze weer in haare wooning en spinnen dezelve altyd grooter; tot een volkomene groote gekomen zynde, makenze een wit gespin, veranderen in een Popke, en gevolglyk in een Motuiltje, die dan, eiertjes gelegt hebbende, sterven.