XII. Geele Violier. Viola lutea.
OP deze Muurbloem vint men zulke dunne groene Rupsen, ze zyn na proportie langer als andere Rupsen, ze hebben onder 't lyf geen voeten, wanneer ze voortgaan dan brengen ze het agter lyf by het voorste, maaken alzo een hooge bogt, en spoeden zo haar weg, ik heb bevonden dat ze zig in Juni op een blad vast spinnen en veranderen in een bruine Pop, in Juli komt daar een schoon bruin Kapelletje uit, gelyk hier naast de Bloem verbeelt is.
Op die geele Bloem legt een wit Wormtje, 't welk ik in een Raap heb gevonden, dit veranderde in een Tonnetje, na tien dagen kwam daar een kleine Vlieg uit gelyk boven op de Bloem verbeelt is.