XI. Karssenbloeizel. Cerasus austera, florens.
DIergelyke ligtbruine Rupsen heb ik veeltyds op deze Bomen gevonden, zy krullen de bladeren in malkander daar ze zig in verbergen, ze zyn zeer rat, en lopen zo wel agter als voorwaarts, als men ze aanraakt dan laten ze zig met een draatje uit haar mont nederwaarts, ik heb ze gevoet tot den 6 May, doe maakten ze een wit gespin en veranderden in bruine Popjes, den 27 October kwamen daar zulke ligtbruine Kapelletjes uit, gelyk ter zyden verbeelt is.
Zulke geelagtige Rupsen heb ik veel gevonden aan de Karssebomen, ze rollen de groene bladeren in malkander, en zyn zeer rat, ze lopen zo wel agter uit als voorwaarts, aangeraakt zynde laten ze zig aan een draat nederwaarts, waar aan ze zig ook weêr na boven weten te voegen, ik heb ze gevoet tot den 6 May, doe maakten ze een wit gespin, den 27 October kwamen daar zulke ligtbruine Uiltjes uit, gelyk boven op een groen blad verbeelt is.