De XLIV. afbeelding.
ROcu is een groote Boom, brengt roodachtige bloeisel, gelyk in Europa de Appelboomen, als de bloeisel afgevallen is, komt een zaad-huis, dat langwerpig rond, en stekelachtig is als de Castaniën, daar in leggen zeer schoone roode zaaden, deze leggen de Indianen in water te weiken, dan weekt de roode verf daar af, en zakt op de grond, daar na gieten sy het water allenskens af, en droogen de verf, het geen op de grond legt, daar sy alderlei figuuren op haare naakte huid mede schilderen, het geen haar cieraat is.
Onder op de steel kruipende bruine Rupse, met geele streepen en roode hairen, eet deeze groene bladen; den vierden April is sy my verandert en tot een hard en hairig Poppetjen geworden, uit welke den 6. May zulke donker groene Uilkens voortquamen.
Noch vond ik op dezen Boom bruine Rupsen, als boven op het blad eenen legt, nuttigde deze bladen; den 26. Maart zyn sy ingesponnen en tot een Poppetjen geworden, als een tusschen de bladen legt: den 10. April quam daar uit een zulke grauwe Uil, gelyk boven een zittend vertoond word.
Deeze Boom is de Urucu by de Hr: Piso beschreven, en onder de naam van Orleana vel orellana folliculis Lappaceis Hermani werd sy ook in het eerste Deel van den Amsterdamsche Hof beschreeven, alwaer noch andere benaaminge van deeze Boom gevonden worden. D’Heer Tournefort heeft deze Boom, als een nieuw Geslacht nevens de twee soorten van Cortusa Americana, voor gestelt onder de naam van Mitella, dewyl de vrucht van deeze Boom, gelyk als die van de twee soorten van Cortusa Americana, ryp zynde, open spleiten, en alsdan een kleine Myter ofte Bisschops Mus verbeelden, en noemt dierhalve deeze Boom in sijn Institutiones rei herbariae Mitella Americana, Maxima, Tinctoria.