De XXXIV. afbeelding.
WYn-druiven wassen ongemeen weeldig in Surinaamen, te weten blauwe, groene en witte, wanneer men de rancken afsnyd en legt die in de aarde, zo kan men na zes maanden rype vruchten daar af genieten, en zo men alle maanden zo doet zo heeft men het geheele jaar Wyn-druiven; het is te beklagen dat men geen menschen daar vind, die lust hebben omse te cultiveren, men zoude niet behoeven Wyn naar Surinaamen te brengen, maar men zouden die van daar naar Holland konnen overbrengen, alzose veelmaal des Jaars konde ingeoost werden.
Op de Wyn-ranken vond ik den 26. Augusti diergelyke Rupsen, als alhier een vertoond word, etende des zelfs loof, sy waren bruin en met een schoon wit verciert, waren ras en veel van eeten, welkers excrementen veel en groot waren, sy hadde een swarte vlak op haar achterste lid, in welkers midden een wit velletjen was, blinkende als cristal, en zo menigmaal sy asem haalde, ging het op ende neder, d’Heer Leuwenhoek meend oogen aan de Rupsen geobserveert te hebben, maar ik heb geen konnen ontdekken, hoewel ik zeer groot Rupsen gehad heb, ziet gemelden Autheur messive 146. Pagina 430. tot 452. den 26. Augusti 1700. rolde een van deze Rups, de Wyn-bladen aardig te zamen, daar in is hy tot een Poppetjen verandert, uit welke den 15. September een schoone groene Uil voortquaam, hebbende de achterste vleugels met blauw en roode coleuren vermengt.
Het zal niet noodig zyn van deze druiven iets by te voegen, dewyl die beter in Europa bekent zyn, en meerder onderscheidene zoorten gequeekt werden dan in America.