De X. afbeelding.
DEn Surinaamse Cattoen Boom schiet zeer schielyk op, in zes maanden uit zaad zoo groot als in deze landen de Quee-peer-boomen, de groene blaade leggen de Indianen op verze wonden om te verkoelen en te genezen, sy draagen twederley bloemen, te weten roodachtige en swavel geele, de roodachtige brengen geen vrucht, de geele brengen de Cattoen voort, als deze bloeme afvalt, zoo wast een knop op deszelfs plaatse, als die ryp is, zoo word sy bruin en barst open, daar sich dan de witte Cattoen vertoond, bestaande in 3. deele, in elk deel is een swart zaatje, aan het welke de Cattoen vast is. Deze Cattoen word van de Indianen gesponnen, daar maaken sy hare hangmatten van, om daar in te slapen.
Twederley Rupse heb ik op deze boomen gevonden. De onderste, die swart is, heb ik tot den 20. Maart met deze groene bladen gespyst, wanneer die vervelt en tot een Poppetjen geworden is, uit het welke den 28. April 1701. een Cattoen verwige Uil ten voorschyn quam.
De bovenste witachtige eet in ’s gelyken het Cattoen loof, den 9. Juny is sy by my verandert en tot een Poppetjen geworden, den 24. Juny quam een Cappelletjen daar uit, met zilvere en bruine vlakjes vercierd.
Het witte Uilken vertoond sich in het vergrootglas, als of het van witte en grauwe vederen of pluimen meer na hair als vederen gelykende was gemaakt, zyn hoorntjes lyken twee bonte slangetjes, wit en swart.
Het kleine Cappelletjen is op de rug vol vederen, op de onderste zyde zyn bultjes van de schoonste coleuren der werelt, zynde verheeve veder bossen, die rood, blauw, purpur, gout, en zilverachtigh van verwe zyn, als of het Pauw-vederen waaren. De Takjes aan de steert zyn schoone veder bosjes, de hoorntjes zyn als swarte slangetjes.
Dat de Cattoen Boomen tweederlei bloemen hebben, heeft eerst de Heer Hermans in zyn Hortus Academicus, met die als twee bezondere zoorten voor te stellen, aangeweezen, het geen ook de Heer Tournefort in zyn institutiones rei herbariae heeft nagevolght, maar uit de beschryvinge hier van de Auteur, zoo zyn deese tweederley bloemen op een ende zelve boom te vinden, met dat onderscheid, als dat na de roodachtige bloemen geen zaedhuisen, maar die na de geele bloemen alleenig komen te volgen, en werd de eerste zoorte met de naam van Xylon arboreum J. B. en de tweede Xylon arboreum flore flavo by Tournefort voorgestelt, alwaer des zelfs bynaamen te vinden zyn.