Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 34] [p. 34] Genade Toen werd het duister voor mijn oogen; stom zat ik; ik vroeg niet langer meer: Waarom? Had ik nog droefheid en nog lust en lach? Doch weder keerde en minde mij de dag. En 't licht was vol genade en 'k hoorde een stem zij had de zoetheid der liefde en de klem der overtuiging. 'k Boog en ik vernam het Woord en voelde in mij een heilige vlam: Ik ben in u en gij zijt mijn; geen nood of geen verlangen schreit er in uw schoot, of iets van mij doortrilt het; daar ontbloeit geen roos aan uw verbeelding, die niet groeit door mij; zoodat uw rijke scheppingsdrift kracht van mijn wezen is, mijn schoonste gift. Vorige Volgende