Chrysanten(ca. 1938)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 17] [p. 17] De onrust der menschen Vriend, onrustig zijn de menschen; hun zit gejaagdheid in het bloed; de drilt naar snelheid leidt hun wenschen; de liefde dort in hun gemoed. Wanneer de zon in hun verlangen een vergezicht doet opengaan, is daar geen rustoord vol vermaan, dat hun begeerte mag ontvangen. Zij zoeken naar het helst geschitter en kunnen niet natuurlijk zijn; hun donkere afgunst maakt hen bitter waar ze immer streven naar den schijn; zij hullen plechtig hun gedachten in woorden die gewichtig doen; maar wie hun ijlheid kan bevroên, die ziet het leêge van hun trachten. Zij hebben simpelheid verloren, bezitten nooit een waren vriend; zij laten zerpe klachten hooren, maar hebben nimmer trouw gediend. Een offer kunnen zij niet brengen; daar grijpt te veel naar hunnen tijd; [pagina 18] [p. 18] en lichtloos, als vermaledijd, voelen zij steeds hun hart verengen. Ja, Vriend, onrustig zijn de lieden; hun schijnwijsheid noemt dat modern... Blind staan zij voor het schoon bedieden van 't leven en zijn gouden kern. En ik, die ga mijn eigen wegen, en af en toe wat lentelicht zie stralen uit een lief gezicht, voel, ondanks alles, 's hemels zegen. Vorige Volgende