De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende Eigen aard. Dat boompje met zijn frisch geblaart, het had zoo schoon zijn eigen aard, terwijl ik er droomend onder zat. 't Geblaarte blonk zooveel het kon; het blonk van blijdschap in de zon, daar het geen ijdle wenschen had. Dat boompje in den zonneschijn, het wilde alleen een boompje zijn, en dat te voelen deed me deugd. Het boog zich zonnig over mij, en voelde heel de wereld blij, vol teedere, ongerepte vreugd. Vorige Volgende