De bloeiende tuin
(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot
[pagina 84]
| |
de dingetjes die dat koppeken lust,
een zaadje dat ons oog niet ziet,
iets anders - wat, ik weet het niet.
Hoe lekker ook, 't is op zijn hoed',
vergeet niet, dat het letten moet.
En dreigt er wat, de musch zegt stop,
en met haar koppeke stuift zij op.
Vedergefladder. Weg is zij,
er naar te zien staan ik en gij.
|
|