De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Het kind hoort gaarne vertellen [pagina 54] [p. 54] De brief van Mieken. Klein Mieken was zoo ziek, zoo krank. Ach, Vader dacht dat zij zou sterven; en Moeder, zorgend, schreide bang. Klein Mieken wilden zij niet derven. Ter school ging zij al lang niet meer. Zij leerde toch zoo goed, zoo vlijtig. Doodsbleek lag zij in 't bedje neer. De menschen zeiden: Och, hoe spijtig! De dood kwam niet langs daar voorbij. Weer kon zij voor het venster spelen met pop en kleine kokerij. De Lente deed de vogels kweelen. Zij nam haar boekje weer en las, en speelde juffrouw met haar broertje, en deed geheel lijk in de klas, met 't ongedurig lachend boertje. Voor Vader schreef zij toen een brief Hij zou hem t ' avond zeker lezen. Op tafel lag hij: ‘Vaderlief, wees blij. Klein Mieken is genezen.’ De Vader las 't eenvoudig schrift en kuste haar, zoo diep bewogen. En blijder dan door rijke gift, stond Moeder met een traan in de oogen. Vorige Volgende