De bloeiende tuin(1930?)–Jef Mennekens– Auteursrecht onbekendGedichten voor klein en groot Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Wiegeliederen. I Daar komt de lantarenman gegaan en steekt al de lantarens aan, o zoete, zoete peperkoek! en komt ons manneken op den hoek, dan blijft dat manneke stillekens staan, o zoete, zoete peperkoek! En komt dat manneken op den hoek, dan schiet ons Janneken uit zijn broek, o zoete, zoete peperkoek! Dan doet Marieken haar roksken uit, terwijl ons kindeke zijn oogjes sluit, o zoete, zoete peperkoek! II Zoudt gij die oogjes niet sluiten, kindeke, kindeke mijn? Zoudt gij die oogjes niet sluiten, die oogjes vol zonneschijn? Slaap... Nacht is 't daarbuiten, kindeke, kindeke mijn! Oogjes vol licht en vol leven, daar houdt uw Moederke van. Oogjes vol licht en vol leven, die Moeke niet derven kan! Wat zou er uw Moeke niet geven, dat Moeke niet zeggen kan! Nu moet gij die oogjes sluiten, kindeke, kindeke mijn. Nu moet gij die oogjes sluiten, die oogjes vol zonneschijn. Slaap! Nacht is 't daarbuiten, kindeke, kindeke mijn! Vorige Volgende