zo'n jonge vrouw alleen, zonder bagage, waar moet ze naar toe. Wanneer ze eindelijk weten dat Pierre een baby van nauwelijks een maand is troost iemand nog ‘als het een soldaat is geweest die hem gevonden heeft, dan krijgt u hem heus wel levend terug, hij had toch een naam en adres op zijn kleertjes.’
Neen, hij had niets, hij was mijn kind, dat was alles.
Ik was drieëntwintig jaar, het is bijna een kwart eeuw geleden, wat zeur je toch Caty zijn er in die tijd geen andere en diepere emoties geweest? Hierin heb je nu toch wel berust. Tenslotte was het maar een afgeperst wezentje, een tweedehandskind zonder vader, kom nu Caty.
Berusting, filosofisch of religieus is niet meer waard dan een vermolmde plank die als brug dienst doet over een luimige beek. Ik ben actief gebleven en heb alles in het werk gesteld om hem te vinden, ik geloof niet dat er een instantie op dit gebied is die ik heb overgeslagen, ik heb ook in de omgeving waar het gebeurd is bij alle huizen aangebeld ‘een soldaat Mevrouw, maar weet u wel zeker dat het een fransman was en geen duitser?’
‘Een duitser, zou Pierre in Duitsland kunnen zijn?’
‘Neen dat is uitgesloten, daar hadden die jongens geen tijd voor, misschien is hij wel dood dat moet u maar aannemen, zo'n wurm heeft dat niet kunnen overleven.’
‘Onmogelijk, Pierre is niet dood dat voel ik.’
Wat voelde ik? De stem van het bloed? Er is geen stem, ik kijk naar baby's die zijn leeftijd moeten hebben, een lijkt er op Philip, dezelfde dunne mond, ik neem hem in mijn armen, ik heb wel honderd andere in mijn armen genomen, toekomstige genieën en schoonheidskoninginnen in de dop, ze zijn allemaal gelijk, zacht, dreinerig,