doet hem niet, maar omdat het zo gebruikelijk is ga je als vanzelf met de stroom mee en zegt ja. Er is een man op je afgekomen, hij heeft wellicht iets op je tegen-zoals Simon op dat half-joodse van me - maar toch wil hij, want hij is verliefd en heeft een vrouw nodig en soms ook geld. Ergens anders in zal hij deze teleurstelling wel kunnen oplossen, nietwaar? Redeneer ik zo wijs, zeg je, moeder? Ik heb wat rondgekeken terwijl jij je modeplaten bestudeerde en vader met cijfertjes toverde. Goed, voor de man is dus alles zo op het oog in orde. Als hij een fatsoenlijke jongen is zal hij geen misbruik van zijn verloofde maken, dan wacht hij tot hij haar wettig gebruiken mag. Zo geeft dan het jonge meisje zich, dikwijls tegen haar zin, over. Maar het moet, want dit is immers de indeling van het leven: geboorte, huwelijk, moederschap, dood. Ik ben pas aan het tweede toe. Ik moet eerst nog gebruikt worden, via het afschuwelijk erge gevoel als je dat hebt of anders via niets. Laat ik zeggen: zoals ze het in sommige kringen hebben over een gebakje gebruiken. Jij bent het gebakje en hij snoept het op. Maar dan is het weg. Hoeveel keer zou je een vrouw kunnen en willen gebruiken?
Moeder, jij hebt, na mijn elfde jaar, wanneer ik ongekleed door het huis liep altijd geroepen: Oppassen, Elisa, je kunt je zo niet meer vertonen, daar ben je nu te groot voor, te gevormd! Nu zijn al die vormen uitgegroeid en nog nimmer gebruikt. Het is warm, ik transpireer zelfs, ik zal dat witte nachthemd met de rode festonnetjes uittrekken en naakt op de deken gaan liggen.
Goed, goed, alles zal gebruikt worden, mijn lichaam, mijn werkkracht en mijn bankrekening. Ik geef me over op leven of dood. Ik giet mij in de vorm van deze maatschappij, ik kies de juiste weg, nietwaar, ik had natuurlijk nog langer kunnen wachten, nee, ik kon het niet, want ik haat mijn vader en tegen jou, moeder, spreek ik te weinig. Ik heb je er even bijgehaald, dat is zuiver fysiek geweest zoals ik ook niet zonder jou geboren had kunnen worden. De honderd en twintig minuten zijn bijna om, ik moet opstaan om mijn trein en zangles niet te missen. Die les