maar waarom heeft men zelfs begaafde mannen gevonden, die uit esprit de contradiction op het gebied der letterkundige kritiek alles leelijk vinden, wat de algemeene goede smaak schoon acht?
Ik herinner mij, dat men De Jonkvrouwe van Groenerode eene faillure heeft genoemd, louter omdat anderen er met lof van spraken. Wat moet men oordeelen over zooveel hoogmoed, die naast elk goedkeurend woord van anderen aanstonds de heftigste afkeuring zijner eigene onfeilbaarheid plaatst?
Hoe weinig deze roman eene ‘faillure’ is geweest, blijkt uit het feit van dezen tweeden druk.
Mocht Melati nog eenige letterkundige faillures als deze begaan, onze litteraire geschiedenis zou er zich niet over beklagen. Van harte, Amice!
uw heilwenschende
Dr. Jan ten Brink.
September 1877.