Ze zijn gék geworden in Den Haag. Willem Oltmans en de kwestie Nieuw-Guinea
(2009)–Wouter Meijer– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
Inleiding‘Ik trek me geen flikker aan van wat de Nederlandse kranten schrijven, ik ga altijd zelf kijken,’ zegt Willem Leonard Oltmans in het vroege voorjaar van 1997 tegen Theo van Gogh in een reeks interviews die Van Gogh in dat jaar met Oltmans opnam. De opmerking is typerend voor de eigenzinnige journalist, die op 30 september 2004 op 79-jarige leeftijd zou overlijden. Oltmans' grote proces tegen de Nederlandse Staat - waardoor hij naar eigen zeggen al vanaf 1956 onophoudelijk werd tegengewerkt en getreiterd - was ten tijde van de serie vraaggesprekken met Van Gogh nog volop aan de gang. Oltmans woonde op dat moment in een eenkamerwoning in de Amsterdamse Jordaan en probeerde rond te komen van een minimumuitkering, omdat hij in Nederland niet meer aan het werk kon komen. In mei 2000 werd het slepende conflict beëindigd dankzij de uitspraak van een arbitragecommissie onder leiding van voorzitter Pierre Vinken. Een passage uit het vonnis van de commissie luidt: ‘Ten aanzien van de immateriële schade voegen arbiters daaraan toe dat een ruime vergoeding op zijn plaats is, nu de Staat de reputatie van Oltmans ten onrechte ernstig heeft beschadigd en vervolgens zijn rehabilitatie tientallen jaren is blijven tegenwerken.’Ga naar eind1 Oltmans kreeg gelijk en ontving een schadevergoeding van ongeveer 7 miljoen gulden nettoGa naar eind2 (3.176.461 euro) - een exorbitant hoog bedrag voor een Nederlandse rechtszaak. Oltmans' conflict met de Nederlandse Staat vond zijn oorsprong in zijn bemoeienis met de kwestie Nieuw-Guinea, die hem met name door toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns | |
[pagina 8]
| |
bepaald niet in dank werd afgenomen. Op Luns' initiatief zouden vanaf 1957 met grote regelmaat negatieve berichten over Oltmans worden verspreid, niet alleen naar redacties van Nederlandse dagen weekbladen, maar ook naar de belangrijkste en vanaf 1964 zelfs alle Nederlandse ambassades en ‘consulaire posten’ in het buitenland. Een aantal van deze berichten is opgenomen in het boek van Ellen Pasman over Oltmans' strijd met en proces tegen de Nederlandse staat, getiteld Oud zeer: over de façades van de Nederlandse rechtstaat (2002). Het resultaat was dat Oltmans vanaf dat moment steeds meer moeite had om als journalist zijn brood te verdienen, omdat steeds minder kranten en tijdschriften in binnen- en buitenland van zijn diensten gebruik wensten te maken. Het zwaartepunt van de berichten over Oltmans en de gevolgen daarvan lag overigens net na de kwestie Nieuw-Guinea in 1964. De schadevergoeding was zo groot omdat Oltmans de rest van zijn journalistieke leven last heeft gehouden van de verschillende instructies vanuit Buitenlandse Zaken en daardoor een groot bedrag aan potentiële inkomsten is misgelopen. Oltmans' bemoeienis met de kwestie Nieuw-Guinea is voor het verloop van zijn verdere leven beslissend geweest en zal daarom in dit onderzoek centraal staan. Hij raakte betrokken bij dit conflict tussen Nederland en Indonesië toen hij in juni 1956 kennismaakte met Soekarno, de toenmalige president van Indonesië. De kwestie Nieuw-Guinea speelde toen al ruim zeven jaar, vanaf de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan Indonesië in 1949, en zou pas in 1962 worden beëindigd. Oltmans zou in de laatste jaren van de kwestie met regelmaat van zich doen spreken. Zijn omstreden reputatie, die hij deels te danken had aan een aantal vreemde affaires in zijn privéleven, heeft Oltmans vanaf het begin van zijn carrière in de weg gezeten, maar tegelijkertijd lijkt diezelfde carrière ook te hebben bijgedragen aan zijn reputatie. Pas na de uitspraak van de arbitragecommissie trad er enige verandering op in de beeldvorming rond Oltmans. Hij had met zijn ‘complottheorieën’ veel dichter bij de waarheid gezeten dan veel mensen altijd hadden gedacht en kreeg dan ook een tijdlang volop aandacht in | |
[pagina 9]
| |
de media. Bij zijn overlijden in 2004 werd er in de kranten echter fijntjes op gewezen dat Oltmans altijd een ‘outcast’ was gebleven. Het Parool noemde hem een ‘relnicht’,Ga naar eind3 de Volkskrant beschreef Oltmans als een ‘razend ingewikkelde persoonlijkheid’Ga naar eind4 en J.M. Bik van NRC Handelsblad gaf zelfs een hele lijst van typeringen die Oltmans tijdens zijn leven opliep: ‘querulant’, ‘zelfbestelde dwarsligger’, ‘relnicht’, ‘landverrader’, ‘provocateur’, ‘kampioen van het vrije woord’ en ‘journalistieke grensverlegger’.Ga naar eind5 Henk Hofland, een van Oltmans' naaste vrienden in de jaren vijftig en zestig, typeerde Oltmans anders: ‘Oltmans is een van de weinige mensen die er meestal in slagen precies te doen waarin ze zin hebben. Hij wordt daarbij geholpen door een knap gezicht, een enorme energie, een scherp gerichte brutaliteit die hij kan afwisselen met mierzoete beleefdheid en meepraterij, verder gevoel voor zelfpubliciteit, minachting voor andermans opinies en een stapel boeken en kranten die hij altijd onder zijn arm draagt.’Ga naar eind6 Het is duidelijk dat Willem Oltmans bepaald niet als doorsneejournalist bekend stond. Oltmans heeft bijna zijn hele leven lang met een ijzeren discipline een dagboek bijgehouden.Ga naar eind7 Zijn eerste notities maakte hij in 1934, toen hij negen jaar oud was. Niet alleen heeft hij zijn eigen geschreven aantekeningen bewaard, ook heeft hij talloze krantenberichten, tijdschriften, telegrammen, brieven en foto's in zijn dagboekordners opgeslagen. Vanaf 1985 is hij zijn eigen leven gaan analyseren en het dagboek gaan uitgeven in de vorm van memoires, waarvan inmiddels 25 delen zijn verschenen. Uiteindelijk zullen Oltmans' memoires meer dan zeventig delen beslaan. Het nagelaten werk van Oltmans is om verschillende redenen zeer waardevol materiaal. Hij heeft op vrijwel unieke wijze zijn eigen leven gedocumenteerd en de wereld om zich heen waargenomen en becommentarieerd. Als journalist is hij op nationaal en internationaal terrein niet alleen als toeschouwer, maar ook als directe betrokkene onderdeel van de geschiedenis geweest. Juist in zijn bemoeienis met de kwestie Nieuw-Guinea treedt bij Oltmans deze wisselwerking tussen afstandelijke beschouwing en actieve deelname op interessante wijze op de voorgrond. | |
[pagina 10]
| |
Aan deze kwestie zijn de afgelopen decennia al vele onderzoeken gewijd. Ook vrij recent verschenen er over Nieuw-Guinea nog enkele studies. Zo publiceerde P.J. Drooglever een omvangrijk standaardwerk over het conflict om en het beheer van Nieuw-Guinea.Ga naar eind8 Daarnaast deed Hans van de Wal onderzoek naar de rol van de Hervormde Kerk in de kwestie in het algemeen en de invloed van de ‘Oproep van de Generale Synode der Nederlandse Hervormde Kerk tot bezinning op de verantwoordelijkheid van het Nederlandse volk inzake de vraagstukken rondom Nieuw-Guinea’ in het bijzonder.Ga naar eind9 Jan Willem Brouwer onderzocht het optreden van het kabinet-De Quay in de laatste fase van het conflict en Dirk Vlasblom schreef een fraaie verhalende studie over de geschiedenis van het eiland en zijn inwoners, de Papoea's.Ga naar eind10 Eerdere publicaties over Nieuw-Guinea waren gericht op het vinden van een oplossing voor het conflictGa naar eind11, analyseerden het Nederlandse Nieuw-Guinea-beleidGa naar eind12 of onderzochten een specifieke fase van de kwestie.Ga naar eind13 Andere beschouwden het conflict vanuit economisch en politiek oogpuntGa naar eind14, gaven een overzicht van de Nederlands-Indonesische betrekkingen ten tijde van de problematiek rond Nieuw-GuineaGa naar eind15 of gaven een overzicht van de kwestie en de Nederlandse dekolonisatie.Ga naar eind16 In sommige van deze werken wordt Oltmans slechts enkele keren genoemdGa naar eind17 of komt hij zelfs helemaal niet voor.Ga naar eind18 In een aantal andere wordt hij wel genoemd, maar blijft de informatie over zijn bijdrage beperkt tot hooguit enkele alinea's.Ga naar eind19 Slechts Hofland en Drooglever wijden meerdere pagina's aan Oltmans' rol in de kwestie.Ga naar eind20 Dat suggereert dat Oltmans' bijdrage aan de kwestie Nieuw-Guinea zeer beperkt is gebleven. In de eerste zes delen van Oltmans' memoires speelt Nieuw-Guinea echter een hoofdrol. Het conflict houdt hem voortdurend bezig en vanaf 1956 niet alleen als toeschouwer. Dat is een opmerkelijke discrepantie. Omdat zijn betrokkenheid bij het conflict zijn leven bovendien blijvend zou beïnvloeden rijst er een aantal belangrijke vragen. Wat was nu de precieze rol die Oltmans speelde in de kwestie Nieuw-Guinea? Heeft hij werkelijk bijgedragen aan het vinden van een oplossing voor het conflict, zoals hij graag wilde, of is zijn bemoeienis feitelijk te ver- | |
[pagina 11]
| |
waarlozen? En hoe werd er op zijn initiatieven gereageerd? Hoe beoordeelde Oltmans zijn eigen bijdrage en hoe deden andere betrokkenen (direct) en historici (achteraf) dat? Naast Oltmans' eigen verhaal, dat logischerwijze zeer gekleurd is, zijn ook de versies van andere spelers van groot belang. Om Oltmans' rol in de kwestie Nieuw-Guinea grondig te kunnen analyseren is het mede daarom noodzakelijk om van de kwestie zelf, los van Oltmans' bijdrage daaraan, een helder beeld te krijgen. Hoe heeft het conflict kunnen ontstaan? Wie waren erin verwikkeld? En waarom heeft de kwestie zo lang geduurd? Het doel van dit onderzoek wordt daarmee tweeledig. In de eerste plaats wil ik via een beschrijvende analyse van de verhalen en verslagen van Oltmans zelf, van andere direct betrokkenen en van latere commentatoren laten zien op welke manier Oltmans zich nu precies heeft beziggehouden met de kwestie Nieuw-Guinea. Via deze analyse zal in de tweede plaats duidelijk worden waarom Oltmans in de literatuur over Nieuw-Guinea al dan niet terecht zo weinig aandacht heeft gekregen. De periode die in dit onderzoek extra aandacht krijgt, loopt van Oltmans' eerste ontmoeting met Soekarno in juni 1956 tot aan de uiteindelijke overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië in augustus 1962. In deze zeven jaar was Oltmans niet voortdurend actief met de kwestie Nieuw-Guinea bezig. Bovendien speelde het conflict al sinds de soevereiniteitsoverdracht van Nederlands-Indië aan Indonesië in 1949. Dat betekent dat Oltmans hier en daar wat meer naar de achtergrond zal verdwijnen en dat het af en toe noodzakelijk zal zijn ook buiten deze tijdsafbakening te treden. Enerzijds om Oltmans' achtergrond en daarmee samenhangende optreden beter te begrijpen en analyseren. Anderzijds om duidelijk te maken hoe de verhouding tussen de verschillende partijen in de kwestie Nieuw-Guinea heeft kunnen worden zoals zij in 1956 was. Willem Oltmans heeft zich op zeer uiteenlopende wijze beziggehouden met de kwestie Nieuw-Guinea. Ik laat in vijf hoofdstukken zien dat hij zich met zijn werkzaamheden steeds bevond in het schemergebied tussen journalistiek, diplomatie en politiek acti- | |
[pagina 12]
| |
visme. Deze beschrijvende analyse van Oltmans' betrokkenheid wordt voorafgegaan door een kort overzicht van de aanloop naar en de eerste jaren van de kwestie Nieuw-Guinea. Daarin wordt duidelijk waarom Nieuw-Guinea niet betrokken werd bij de soevereiniteitsoverdracht, wat daarvoor de argumenten waren, hoe het kwam dat Nederland en Indonesië met elkaar in conflict raakten over het gebied en wie daarbij de belangrijkste betrokkenen waren. Daarnaast wordt geschetst hoe de situatie er in 1956 voor stond, het jaar waarin Oltmans zich actief met de kwestie zou gaan bezighouden. In juni 1956 ontmoette Oltmans Soekarno in Rome. Hij was een van de weinige Nederlandse journalisten die in het bezoek van de Indonesische president waren geïnteresseerd en de enige die in Italië met hem zou spreken. In het eerste hoofdstuk staan Oltmans' ontmoetingen met Soekarno centraal, die beslissend zouden zijn voor zijn stellingname in de kwestie. In de jaren 1956-1962 zou er regelmatig over Oltmans' privéleven worden gepubliceerd. Om enigszins te begrijpen waar die berichten op doelden, is het noodzakelijk om in dit hoofdstuk kort een affaire uit het privéleven van Oltmans te behandelen. Niet in de laatste plaats omdat hij door deze affaire zelf zou worden beïnvloed. Tot slot komt in dit hoofdstuk nog Oltmans' eerste reis naar Indonesië aan bod, waar hij veel indrukken opdeed over de situatie in het land en korte tijd met Soekarno meereisde. De tweede keer dat Oltmans van zich deed spreken in de kwestie Nieuw-Guinea was van geheel andere aard dan zijn berichtgeving over en contact met Soekarno. Begin 1957 had Oltmans veel contacten gelegd binnen het Nederlandse bedrijfsleven in Indonesië. Hij zocht een manier om de beleidsmakers en de publieke opinie in Nederland te bereiken en te informeren over de positie van Nederlanders in Indonesië. Samen met professor Pieter Drost stelde Oltmans een Adres aan de Staten-Generaal op. In hoofdstuk twee wordt beschreven waarom Oltmans deze beslissing nam, wat het Adres inhield, hoe er in Nederland op werd gereageerd en waarom er vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken vanwege dit Adres actie werd ondernomen tegen Oltmans. | |
[pagina 13]
| |
Deze politiek geladen actie contrasteerde sterk met een ander plan, dat Oltmans slechts enkele maanden later opvatte. Voor korte tijd nam hij de rol van diplomaat aan en voerde in Nederland talloze gesprekken met politici en zakenlieden. Zijn streven was om via een conferentie op neutraal terrein Nederland en Indonesië weer dichter bij elkaar te brengen. In voorbereiding daarop probeerde hij in Nederland eensgezindheid te bereiken door het organiseren van de Wittebrug Conferentie. In hoofdstuk drie wordt onderzocht waar zijn pogingen uiteindelijk toe hebben geleid. Hoe werd er op zijn voornemen gereageerd, en was hij succesvol? In 1958 emigreerde Oltmans naar de Verenigde Staten, vooral omdat hij in Nederland in vrijwel geen enkel dag- of weekblad meer mocht publiceren, afgezien van een sporadisch artikel in Vrij Nederland. Hij hield zich in de periode 1958-1960 wat minder actief met de kwestie Nieuw-Guinea bezig. Oltmans werd wat Nieuw-Guinea betreft vooral in beslag genomen door de strijd tegen zijn persoon die zich, zo was zijn ervaring, ook in Amerika voortzette. In deze jaren verhardde het conflict om Nieuw-Guinea verder, onder meer door een incident met de Karel Doorman, het vlaggenschip van de Koninklijke Marine. Het was in deze periode dat Luns zijn stempel op het Nederlandse beleid drukte, met name door met regelmaat te wijzen op Amerikaanse garanties bij een eventuele escalatie van het conflict, die hij via de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken John Foster Dulles had gekregen. In een kort intermezzo komen deze tussenliggende jaren en de ‘Amerikaanse periode’ van Oltmans aan bod. Vanaf 1961 kwam de kwestie Nieuw-Guinea in een stroomversnelling terecht, met name dankzij een machtswisseling in het Witte Huis. Oltmans zag mogelijkheden voor een vredige oplossing van het conflict en deed zijn betrokkenheid nog tweemaal nadrukkelijk gelden. In april van dat jaar vond Oltmans een ingang bij het Witte Huis via Walt Rostow, een van de belangrijkste veiligheidsadviseurs van president John F. Kennedy, die hij nog kende van zijn collegetour in de Verenigde Staten. Het gesprek van Oltmans met Rostow op 5 april 1961 is het uitgangspunt van hoofdstuk vier. Wat Oltmans | |
[pagina 14]
| |
zelf betreft is dit misschien wel het belangrijkste aandeel van zijn betrokkenheid in de kwestie Nieuw-Guinea geweest, omdat dankzij dit gesprek met Rostow prins Bernhard bij het conflict werd betrokken, die volgens Oltmans uiteindelijk een oorlog wist te voorkomen. De prins krijgt in dit hoofdstuk extra aandacht, omdat hij volgens Oltmans zo'n cruciale rol speelde. In het vijfde en laatste hoofdstuk staat Oltmans' band met de groep-Rijkens centraal. Vanaf 1956 had hij regelmatig via deze groep industriëlen, die handelde in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven om de (economische) betrekkingen tussen Nederland en Indonesië te herstellen, contacten gelegd tussen verscheidene Nederlandse zakenlieden en Indonesische politici. Naar Oltmans' mening was de rol van de groep-Rijkens in 1961 echter uitgespeeld. Hij kwam tot de conclusie dat het zijn taak was het bestaan van deze groep in de openbaarheid te brengen. Wat de gevolgen waren van deze openbaarmaking en hoe erop werd gereageerd in de Nederlandse pers en Oltmans' eigen omgeving, wordt in dit slothoofdstuk behandeld. In een korte epiloog volgt een beschrijving van het laatste jaar van de kwestie Nieuw-Guinea, waarin het uiteindelijk tot een overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië zou komen. Bij de ontknoping van het conflict in 1962 was Oltmans niet meer direct betrokken, maar hij kwam nog eenmaal vrij negatief in de publiciteit, met alle gevolgen van dien. |
|