Bijlage VIII.
Burgemeesteren en Regeerders der stad Haarlem, geïnformeerd zijnde, dat de Heer Mr. Gerrit Willem van Oosten de Bruijn welke op haar Ed. Gr. Achtb. verzoek op zig genomen heeft de beschrijving van deze Stad door Pieter Langendijk begonnen, te continueeren, reeds daermede zoo verre is geävanceerd, dat in staet is om over het een en het ander een besogne te konnen houden, waertoe dezelve nu, alsook in vervolg van tijd wel wenschte, dat bij haer Ed. Groot Achtb. permanente Commissarissen mochten worden benoemd; hebben na deliberatie goed gevonden en verstaen te verzoeken en te committeren, zo als verzocht en gecommitteerd werden by deze de Heren van Dijk, van Valkenburg en Fagel, regerende Burgemeesteren, de Bruyn, oud-Burg., Kuits, regerend Schepen, van Stijrum, oud-Schepen, Pensionaris Gillis, en Secretaris van Bergum van Nieuwenhuysen, ten eijnde om met den gem. Heer de Bruijn van tijd tot tijd te besogneren over de voors. beschrijving en de nodige conferentien met denselven te houden ten uijteijnde van het gehele werk.’