J.K. Rensburg 1870-1943. Een Joodse graalzoeker(1981)–Jaap Meijer, [tijdschrift] Engelbewaarder, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 138] [p. 138] XLII. De Storm. De storm, die woest in forsche golvengrepen Met reuzenvuisten schepen kwakt op 't strand En dan stuift door de duinen in het land, Doet boomenrij na boomenrij nu zweepen. Hoe zoet is 't onder 't donker wolkenslepen Door 't worstelend bosch van ver het raam-vierkant, Waar achter 't studiedampje' al rustig brandt, In het omhuilde duister te zien keepen. (Hoe fijn, als voor het vuur je buikje' er bolt, Een kei door 't venster, die je storen zou, Als sneeuw in heksendans naar binnen holt, Je'als bohémien eens heusch zat in de kou En je' even - och, één nacht maar - had geleefd, Gelijk thans vaak nog een arm dichter 't heeft!) Vorige Volgende