wat ik hierna zal ondernemen, is, onherroepelijk, minder. Bovendien realiseerde
ik me dat men mij altijd zou blijven identificeren met die thematiek - waardoor
de andere facetten van mijn kunnen nooit meer anderszins aan bod zouden kunnen
komen. Zo werkt dat nu eenmaal. Dat wist ik al.
Nadat ik anderhalf jaar geleden - het thema was eindelijk uitgeput, althans, mijn
nieuwsgierigheid ernaar - alles aan de kant had gedaan, zat ik ineens zonder
werk. En ik had de guts niet om aan de telefoon te gaan hangen, teneinde mijn
diensten aan te bieden, te bang om nee te krijgen. Zo ben ik. En
überhaupt, naarmate je ouder wordt, neemt de kans dat men nee zegt
gewoon toe.
Ineens was de zin in werken weg. Het feit dat ik, nu alweer drie jaar geleden, op
die Hilversumse parkeerplaats door een fascist in elkaar geslagen ben, heeft
daar ook zeker mee te maken gehad. Ik zakte nadien in een enorme depressie weg.
Ik voelde me ontzettend in de kou gezet door justitie en de journalistiek. Dat
was dan de druppel die de emmer deed overlopen, ik bedoel, er was
tóch wel iets gebeurd waardoor er iets in mij zou springen. Ik was er
rijp voor dat mij iets onvoorstelbaars overkwam. Ik voelde me vernederd,
beschaamd. Zo steek ik nu eenmaal in elkaar. Jaren geleden is er eens bij me
ingebroken. Toen heb ik onmiddellijk mijn huis opgegeven; dat vond ik zo besmet
en vies. Datzelfde gevoel had ik, toen die man mij overvallen had. Van iemand
die alles onder controle had werd ik opeens slachtoffer. Ik ben overtrots. Ik
wil ook het moment vóór zijn dat ik niet meer aan de bak
zal kunnen komen. Daar pas ik voor - dat wil ik onder geen beding meemaken. En
ik verveel me gauw.
Toen de acteur George Sanders zelfmoord pleegde, schreef hij in zijn
afscheidsbrief: “Ik verveelde me.” Dat heeft geweldige
indruk op me gemaakt, dat herinner ik me nog.
Ik vond het prettig om alles voor mijn dood te regelen. Dat gedoe met de notaris,
de accountant en allerlei lieden met wie van alles afgeregeld diende te worden.
Daar had ik ronduit plezier in; ik houd van dat soort dingen.
Ik denk nu niet meer zoveel na over het verleden, en zeker niet gericht. Mijn
herinnering spitst zich voornamelijk toe op de laatste tijd.
Ik heb een heel goed en vooral ook wonderlijk leven gehad, altijd op ambivalentie
gefocust: twee huizen, het liefst in twee steden wonend, vroeger vaak twee
verhoudingen tegelijkertijd, tweeërlei seksen hebbende bediend - zo
zit ik nu eenmaal in elkaar, een congenitaal ambigue persoonlijkheid. Ik kan
alleen maar kiezen in mijn werk. En daarom ook kan ik niet daarzonder. Ik heb
wel schuldgevoel over wat ik mijn omgeving nu aandoe, maar het is, werkelijk
waar, onontkoombaar, en die mensen om mij heen hebben uiteindelijk toch voor mij
gekozen, nietwaar. Dus zullen ze dit erbij moeten nemen.