een kracht, wat
een vitaliteit. Mijn moeder beviel van mijn oudste broer toen ze
tweeënveertig was; ze kreeg mij op haar vierenveertigste; daarna
heeft ze nog twee kinderen gekregen. Mijn broer woont in Zuid-Afrika, mijn zusje
is met een keurig gereformeerde man getrouwd, mijn jongste broer - die
waarschijnlijk de enige heavy-metalsjoelganger ter wereld is - woont als
fotograaf in Den Bosch, en ik ben de schrijver.’
Comfortabele positie, eigenlijk.
‘Ja, omdat je als schrijver en verteller van filmverhalen
“er altijd uit mag”. Ik mag van tijd tot tijd, als dat me
uitkomt, aan de zijlijn staan. En ik koester die ziekelijke luxehouding van: alles, hoe erg ook, is materiaal. Op die wijze hoef ik niet
altijd per se deel te nemen aan de realiteit.
Ik switch voortdurend van de literatuur naar het filmmaken. Theater,
bijvoorbeeld, is niks voor mij; toneel heeft zijn eigen werkelijkheid, terwijl
ik geobsedeerd ben door de herkenbare, controleerbare werkelijkheid - die is me
immers met de paplepel ingegoten: overal goed je ogen en oren openhouden, want
de vijand kan elk moment opduiken; je moet de werkelijkheid als het ware
volkomen met alle zintuigen omvatten, om de gewelddadige dood voor te
zijn.’
Een schichtig bestaan.
‘Het valt in de praktijk reuze mee.’
En vervuld van grootheidswaan. Heb je nooit verachting gevoeld voor
al die joodse slachtoffers?
‘Dat is me, denk ik, bespaard gebleven omdat ik het verdriet van m'n
ouders heb mogen zien. In eerste instantie was er geen angst maar verdriet. En
we zaten daar met z'n allen heel veilig in dat huis, dat kasteeltje. En we reden
in de grootste, dikste auto die er bestond.
Mijn ouders hebben dat verdriet zo zuiver kunnen tonen, meen ik, omdat ze geen
intellectuele ballast hadden. Van hun soort waren ze zo ongeveer de laatsten.
Nogmaals: die uitroeiing van de Nederlandse joden had ook een economische
achtergrond; die met de laagste inkomens werden het eerst weggehaald.
Dat nsb-onderduikadres was een four. Hun laatste
onderduikadres was een spoorwegman met een gezin van negen kinderen. Met
Kerstmis nam mijn vader mij wel eens mee, als hij naar die mensen ging, beladen
met pakketten vlees. Raar - die mensen woonden nog in datzelfde huis waar mijn
ouders ondergedoken hadden gezeten. Mijn machtige rijke vader ging dan naar die
arme mensen die hém indertijd beschermd hadden. Contrast.’