zetten - ik moet dan
voortdurend roepen: “Hoho, jongens, ik heb het maar
verzonnen.” Wat heerst er toch een minachting voor verbeelding in dit
land.
Toen mijn vrouw het manuscript van Hersenschimmen had gelezen,
zei ze: “Nu ben je er” - en bedoelde ze niet in de zin van
financieel succes, maar meer als: je bent eindelijk over een schutting heen
geklommen. Ze vond ook dat de uitgeverij het boek naar allerlei instellingen
voor gezondheidszorg moest sturen. Ik had nog niks in de gaten. Ik heb dat
succes niet voorzien, en begrijp het nog niet helemaal. Dat dit boek zo ongeveer
het populairste literaire werk op de middelbare school is, vind ik zelf
lichtelijk verbazingwekkend. Daar heb ik geen sluitende verklaring voor. Laatst
zei iemand die veel met demente patiënten werkt tegen me dat die
kinderen die mijn boek zo mooi vinden waarschijnlijk over het algemeen
voortkomen uit een generatie ouders met heel weinig tijd voor hun kroost, omdat
zowel vader als moeder werkt; dus de band van de kinderen met hun grootouders is
doorgaans hechter dan met de eigen vader en moeder. De kinderen voelen zich
daardoor eerder aangesproken door wat hun grootouders is, of eventueel kan,
overkomen.’
Wat heeft het succes financieel voor je betekend?
‘Zoals bij alle tijdelijke literaire successen houdt het in dat er een
bepaalde som geld bij de uitgever blijft staan; een buffer, waardoor je niet
meer van de ene schnabbel naar de andere hoeft te rennen om de gas- en
lichtrekening te kunnen betalen. Maar om meer dan een paar ton gaat het
niet.’
Het blijft vooralsnog onder een miljoen.
‘O ja, ver daaronder. Het is echt peanuts. Ja, als ik een Amerikaans
auteur was geweest en een vergelijkbaar succes had gehad, dan zou ik nu zo rijk
zijn als John Irving - die op een gegeven moment, vertelde hij mij,
nietsvermoedend de envelop van een bankafschrift opende, en vervolgens merkte
dat er een miljoen dollar op zijn bankrekening was bijgeschreven; een voorschot
op zijn nieuwe roman plus een voorschot op de pocketboekrechten daarvan, plus
een voorschot op de filmrechten van datzelfde werk, waarvan de auteur in kwestie
nog niet eens wist waarover het zou gaan. Dat lijkt me werkelijk niks.
Gadverdamme!’
En de kritiek, is die veranderd?
‘De kritiek is karakterloos, volkomen karakterloos. Elke scheet die ik
laat wordt mooi bevonden. Maar er zal heus wel een moment komen waarop men vindt
dat het wel welletjes is geweest.’