knopen erin. Ik ben niet bang dat dat werk van toen eens uitgeput zal zijn. Want
ik schreef inmiddels nieuwe romans, waarvan ik fragmenten terzijde legde, die ik
voor dat bepaalde doel - nog - niet gebruiken kon. Een nieuw reservoir ontstaat.
Ik bewaar alles. Zo ontstaat wat men noemt: een oeuvre.’
Aanstaande woensdag gaat zijn toneelspel Zonder onderschriften
in première. Een jeugdwerk. Hij gaf zijn toestemming tot opvoering,
en daarbij moest het maar blijven; ze mochten ermee doen wat ze wilden. Het
betrof hier immers, schreef hij aan de artistieke leiding van het gezelschap,
een geliefde die hij sinds veertien jaar niet meer gezien had; zij zou wel oud
en lelijk zijn geworden, inmiddels, en zodoende een mooie herinnering kunnen
bezoedelen.
Regisseur en dramaturg dienden niettemin een
‘verzoekenlijst’ bij hem in, die deels in hoogdravende
taal gesteld was (‘Al onze punten zijn gedacht vanuit een vergroting
en vergroving van de waanzin’), maar ook concrete problemen stelde:
‘De Henk en de Thea uit uw stuk moeten wat meer te doen
krijgen.’
Het mocht niet baten.
De schrijver: ‘Theater is mijn discipline niet. Ik heb ze gezegd: ga
maar gerust je gang, mijn verantwoording is het niet meer.’
En zo schreef de dramaturg er ‘wel 25 procent’ bij,
‘in de stijl van de schrijver. Dat was in dit geval niet zo moeilijk.
Vergelijk het maar met het parafraseren van muziek. In het geval van Mozart of
Debussy gaat dat niet zo gemakkelijk, maar bij Bach mag je er best een streekje
naast zitten; die biedt zo'n duidelijke structuur, dan is zo dik, daar kan een
tweederangs barpianist zich nog niet mee vergalopperen.’
De dove protagoniste ontvangt op haar verjaardag een pedaalemmer ten geschenke.
In de oorspronkelijke tekst zegt ze: ‘Daarom zal ik dit
huishoudelijke voorwerp niet gebruiken. Ik wil het niet hebben.’ In
de huidige opvoering voegt zij hieraan toe: ‘Mijn ziel zou erover
struikelen. Ik wil geen monument voor fascisten, geen gedenknaald voor sadisten.
En zelfs geen opvangemmer voor mijn gal. Pachter kan zijn boeltje houden. Ik zal
dat chroom de deur wijzen - de voordeur, niet de keukendeur.’
De dramaturg: ‘Ik heb veel vertaald. De vertaler is een
dialoogkameleon. Hij moet niet alleen kunnen kruipen in de huid van degenen die
ze zeggen, maar ook in die van de schrijver.
Ik heb hem het definitieve script opgestuurd. Hij belde me op en zei dat hij het
“prima” vond. Wat betekent “prima”
in dit geval, eigenlijk?’
‘Al schrijvende aan mijn zelfmoordboek,’ zegt de schrijver,
‘ben ik tot de conclusie gekomen: die zelfmoordenaars uit de
Nederlandstalige literatuur, als ik die niet gevonden had en beschreven, dan
zouden ze, nu nog steeds, hetzelfde bestaan hebben geleid, waaraan ze
kapotgingen; in de marge, het gebied van de stilte. Het gaat hier namelijk
grotendeels om auteurs die nooit