Jan Wolkers
Jan Wolkers liet zijn - praktisch voltooide - roman De
walgvogel, waarvan de reeds ontworpen cover de wand siert, in de steek, om,
geïnspireerd door de gebeurtenissen van de Veertiende Juni, subtiel
te beginnen aan De hittegolf.
Wolkers: ‘Nee, het is geen beschrijving van de situatie van die dag.
Het is een roman. Ik was erbij. Ik stond bij de bouwvakkers. Uit de
gebeurtenissen van die dag ontstond de gedachte voor een roman. Nee, ik vertel u
er niets van. Dat is m'n gewoonte niet.’
Als u terugdenkt aan die dag... Wat zijn de dingen die u het meest
gefrappeerd hebben?
‘Dat zeg ik niet...’
Kunt u iets zeggen over de intrige?
‘Nee, dat is heel moeilijk. Voordat het kind geboren is, kan je d'r
niks over zeggen, hè. Pas als het nageltjes en teentjes heeft... Ik
laat m'n manuscripten nooit lezen voor ze af zijn. Nooit. Er is een enorm
verschil tussen het boek van Mulisch over de provo's en het gedonder in
Amsterdam. Mijn boek is een roman.’
We drinken koffie. De werkruimte van Wolkers is in tweeën gedeeld. Een
grote ruimte waar hij overdag aan het beeldhouwen is, een trapje naar boven
voert naar het tweede plan: een zitje en de tafel waaraan hij 's avonds
schrijft. Direct op de tikmachine.
Wolkers: ‘Ik bewaar al m'n manuscripten. Nee, die laat ik ook niet
zien. Er staan gekke dingen bij en zo. Nee, ik laat ze zelfs niet zien aan
intimi. Eén keer heb ik het gedaan. Toen had ik te veel drank op,
geloof ik.’
Werkt u hard?
‘Ik werk normaal. Overdag aan m'n beelden. 's Avonds schrijf ik. Ik
heb twee vakken. Ja, ambachten. Nee, dat schrijven lukt niet altijd even goed.
Soms op een avond twee regels, soms twee pagina's.