Verouderde woorden’. Meijer wilde door zijn konstwoordenschat de taal van vertaalde wetenschappelijke werken uniformeren, zodat niet iedereen zelf termen hoefde te ‘smeeden en verdichten, dat slechts verwarringe baart’. Als groot voordeel ziet Meijer ook dat scholieren niet meer zoveel tijd en moeite hoeven te spenderen aan het leren van vreemde talen, wanneer de belangrijkste werken van kunst en wetenschap in het door hem opgebouwde puristische Nederlands vertaald zouden zijn. De Woordenschat werd tot in de negentiende eeuw gebruikt; in 1805 verscheen de twaalfde druk (Thijssen-Schoute 1967, p. 176).
Ook op het terrein van de filosofie was Meijer actief. Als goed vriend van Spinoza bezorgde hij in 1663 de uitgave van de studie waarin deze de beginselen van Descartes' wijsbegeerte ‘more geometrico’ bewees. Drie jaar later verscheen een geruchtmakend geschrift van Meijers eigen hand, Philosophia S. Scripturae interpres, oftewel volgens de Nederlandse vertaling van 1667, waarschijnlijk ook van Meijer: De philosophie d'uytleghster der H. Schrifture. Meijer wilde met dit geschrift voor de theologie doen wat Descartes voor de filosofie had gedaan: alles verwerpen wat betwijfeld kan worden, zodat tenslotte alleen zaken overblijven waaraan geen twijfel mogelijk is. Meijer kiest als onbetwijfelbaar uitgangspunt dat de Heilige Schrift het onfeilbare Woord van God is en dat derhalve de ware zin van de Schrift samenvalt met de waarheid. Als tweede vaste punt voegt hij daaraan echter toe dat de wijsbegeerte, d.w.z. de kennis die de geoefende en van vooroordelen bevrijde rede verschaft, de onfeilbare norm voor de uitlegging van de bijbel is. Deze uitlegging van de Schrift leidt er dan vervolgens toe dat allerlei theologisch gemeengoed dat niet met de rede te vatten is, wordt afgewezen (Sassen 1959, p. 181-182). Men kan zich voorstellen dat Meijers boek een storm van verontwaardiging wekte in orthodox Nederland. Hier werd immers het geloof in feite ondergeschikt gemaakt aan de ratio. In 1674 werd het werk dan ook, op aandrang van de synodes van Noord- en Zuid-Holland, door de wereldlijke overheid verboden.
Hiermee besluiten we deze korte schets van Meijers diverse werkzaamheden. Zijn activiteiten op toneelgebied komen in het volgende hoofdstuk apart aan de orde, zijn rol in het genoot-