bij aansloot, dat in den hoek der groote zaal stond. Er was daar een kleine zijdeur, die toegang gaf tot het gangetje, waardoor men in de achterruimten van het buffet en in het kamertje van het bestuur kwam. De lichten waren ontstoken, doch de gordijnen der zalen nog niet gesloten en als vreemde gaten in de gezelligheid stonden de dofglanzige vakken der hooge, breede spiegelramen, vóór de gure duisternis buiten.
- Hè, hè, kwam Hovink plotseling naast de dominotafel, schouders en middenlijf spannende, als iemand die zich druk geweerd heeft.
- Fortuinlijk gespeeld, meneer Hovink? spotte Van Linschooten.
- Is de partij uit? nuchterde Stork er overheen, om den onsnuggere een antwoord op de plagerij te besparen.
Slecht werd hij hiervoor beloond. De vraag met een knik beantwoordend, bond Hovink, aangemoedigd, aan:
- Sjeg, doktertje, wet is me det 'en nette gesgiedenis in de pesterie. Wait jai d'ur mair fen?
- Nee', beet Stork af.
Doch Linschooten, wien het domineeren verdroot - Dokter rekende alles zoo uit! - nam met gretige leukheid het antwoord over:
- De meid was de zonde waard, meneer Hovink! - En daar Van Laer langs hun tafeltje ging: - Vraag daar onze Nimrod maar naar.
- Waarnaar? viel Van Laer bij.
- Naar edel wild, dat in de klem zit!
Van Laer had nadere uitlegging noodig. Hij bleek, trouwens, nog volslagen onkundig.
- Wat? die dot van 'en kindermeid?
- Dezelfde!
Van Sieten, die bij het biljart had getalmd, daar