Eerst toen de deurknop van de winkel haar uit de hand schoot, nadat het slot gelicht was, en zij, dus nog eens naar de knop tastend, de deur echt bedelaarsachtig open duwde, doorloomde haar verlegenheid. En het kon wel zijn dat ze bloosde, toen zij, plotseling vóór Bos, knikkend hem goedenavond zei en vroeg: - Hoe gaat het? en na even ophouden: - Is Meneer d'er! Kan 'k em es spreke?
- Menéér? lijzigde Bos. Zijn dooie oogen ontweken haar schuw. Hij had even naar haar gekeken, toen zij in de deur stond. Nu telde hij voort aan de vellen kleurpapier die vóór hem op de toonbank lagen. - Acht, negen, tien.... zei hij half-hardop, terwijl zijn vingers de bladen in een hoek oplichtten.
Geertje zag zijn doen even aan.
- Ja, ik wou 'm graag effe spréke.
Zij trachtte bevelende vastheid aan haar stem te geven, doch het krieuwelde in haar keel en ze moest kuchen, daar haar stem oversloeg.
Nu zag Bos even op. Zijn blik gleed langs haar, stuurschverlegen.
- 'k Glauf nie'.... maar ik wil wel es kaike.
- Asjeblief, zei Geertje heesch. Ze kuchte nog eens, omdat ze nu heesch sprak. Ze vond het ellendig, verlegen te worden. Maar die Bos, hij deed zoo vreemd! Vroeger, om onder een hoedje te vangen, en nou zoo onvriendelijk. Ze begreep wel, hij wist, was bang.... onwillekeurig zag ze om naar de binnendeur; God! als nou het mensch eens kwam....
- Toe, ga dan effe, drong ze aan, daar Bos bleef treuzelen aan zijn papier.
Nu zag hij haar recht in het gezicht, boos, hoonend.... Ellendeling, vroeger altoos de beste maatjes, haar flikflooiend om suiker in zijn koffie; bangert, nu-d-ie wist van haar.... Als Jan nou es.... niet haar boven liet komen, maar haar tegemoetkwam, bovenaan 't trapje, zooals ie deed met leveranciers, dàn zou Bos kijken! dan hield ie straks bij 't weggaan de deur nog voor d'er open....