het bedje van Truus, die zich verlegde. Zij, alleen-wakker, als om af te luisteren dat allen sliepen. Hij ook, dáár, vlakbij, naast zijn vrouw. - De gewoonte van alle nachten, alle nachten, z'en heele leven.... Maar háár had hij gezegd zijn geheim, al zijn leed en zijn verlangen, háár-alleen in de gansche wereld. Nee, ze was niet bang meer voor hem, hij mòcht haar zeggen wat 'em kwelde; niemand kon haar ontnemen, dat ze zijn vertrouwen had....
Toen ze eindelijk zich niet vergiste, toen ze zeker was dat het gestommel kwam van vlak boven haar, dat Sefie was opgestaan, wipte ze, verkleumd, het bed uit. Duizelig had ze zich aangekleed en de gansche dag was ze koud gebleven, overtuigd dat ze ziek zou worden. Maar 's avonds had hij d'er een glas grog opgedrongen, half-dronken was ze ingeslapen, en de volgende morgen had Sefie aan d'er bed moeten stooten om 'er wakker te krijgen. Toen was ze als weer beter. Toch had ze, op avonden dat de Juffrouw vroeg naar boven was gegaan, nog twee keer zich zoo'n glas grog laten geven tegen slapeloosheid. En onder het drinken had hij haar gepakt en mee uit haar glas gedronken.... onvoorzichtig: Sefie nog in de keuken....
De tweede keer had hij zich vergeten, had hij haar wezenlijk bang gemaakt.
Sedert had ze geen grog meer genomen.
Toch vroeg hij het telkens weer - en geen kracht had zij om meer dan te weigeren. Want ze wist wat hij bedoelde, waarom hij aandrong op ‘samen-drinken’, maar de opstand van haar schaamte vervloeide iedere keer in hetzelfde medelijden, dat haar, bleek, met een droeve blik van overgegevenheid, hem lang deed aankijken, wanneer ze hadden gezeten in een k'ffee, en vóór hen op straat liepen andere paren, en met zijn stem-van-radeloosheid zei hij: - ‘Kijk, die gaan nou ook naar huis, maar ze kunnen samen blijven’....