Eenige berichten omtrent het noorden en noord-oosten van Europa. Deel 4

[p. 436]

Terug-reize naar Hamburg over Ratzeburg.

[Weg naar Ratzeburg, en beschrijving deezer stad]

Er blijft mij niets meer overig, dan mijne Leezeren naar Hamburg terug te voeren: terwijl ik den weg van daar naar Bremen, en vervolgens den dubbelen, die naar het Vaderland brengt, reeds in het eerste Deel beschreeven heb.

Van Schwerin naar Ratzeburg is eene enkele lange Station, die gedeeltelijk over hoogten en laagten, en door eene schoone landstreek loopt, gedeeltelijk door Bosch; de bodem is zandig en steenächtig, en men rijdt over weinig Dorpen. Eene mijl van Schwerin ziet men aan de linkerzijde een Hertogelijk Jagthuis, en, op zekere plek in het Bosch dat het zelve omringt, een Sallon in de gedaante eenes bijënkorfs.

De ligging van Ratzeburg is boven alle beschrijving schilderächtig en schoon. Het Stedeken drijft in 't midden eener Zee, welke zich zijdelings ver heentrekt, doch aan drie kanten anders de Oeveren taamelijk nabij heeft. Van de Schwerinsche zijde koomt men over eene lange Brug de Poort binnen; aan de Hamburgsche verbindt, wanneer men hier de Poort achter den rug heeft, een Dam de Stad met het vaste land, evenwel met eene Ophaalbrug tusschen

[p. 437]

beiden. De Oevers zijn van verschillende hoogte; die van den kant van welken ik kwam, is het minder dan de tegenövergestelde; doch het blijft tog steeds eene verhevenheid, en hier trekt zich een heerlijk hangend Beukenbosch, op en ter zijde van den Berg, het Binnen-meir langs; en in dit Bosch wederöm heeft men de alleräangenaamste paden aangelegd, die zeer ver heen loopen. Ratzeburg kromt zich in 't midden vrij hoog. De Markt pronkt met het Hanoversche Regeeringshuis, en wat meer binnenwaards met een nieuw Kerkgebouw. Op deeze Markt komen alle straaten uit. Noordelijk, dat is naar de zijde waar men het meeste water ziet, steekt de Dom, die noch uitnoch inwendig veel betekent, met zijn Kerkhof of gebied eenigermaate in het Zeetje uit. Het behoort, zoo wel als het Vorstendom Ratzeburg, aan Strelitz toe: gelijk vlak hier bij ook een zeer goed gebouwd Hertogelijk Regeeringshuis opgericht is. De Stad zelve was toen ter tijd nog Hanoversch eigendom, en met eenige Keurvorstelijke Troupen bezet. Zij kan voor 't overige noch tot de schoone, noch tot de lelijke gerekend worden; veel fraaije huizen bespeurt men er niet, doch er schijnen zich veel fatsoendelijke lieden te verëenigen.

[Reize naar Hamburg]

Ook het Stedeken Möllen, waar men van hier door eene aangenaame streek wordt heen gebracht, bespoelt ten minsten voor drie vierde gedeelte een Binnenzee. De bevallige ligging, die het, vooräl

[p. 438]

eer men binnengereeden is, vertoont, verwekte bij mij meer belangneeming in het zelve, dan 't geen men mij bij het stilhouden voor de herberg mededeelde, dat het het Vaderland van Tijl Uilenspiegel was. Men rijdt, het Plaatsje verlaaten hebbende, langs een Canaal met verscheiden Sluizen; een hoope scheepjes kwamen te dier tijd zich hier met hout bevrachten. Bosch en Heide volgen, doch die mogelijk door eenige andere voorwerpen afgewisseld worden, welke de duisternis mij verboodt te onderscheiden: want op de lange Stations van het Noorden van Duitschland is het niet altijd mogelijk den nacht onderweegs te ontgaan. Eindelijk rijzen de zes Hamburgsche Torens; en, na eenigen tijd over Deensch, en dan over Stads grondgebied gereeden, en verscheiden Dorpen doorkruist te hebben, koomt men aan die reeks van buitenhuizen en tuinen, van allerlei grootte, aanleg en Bouwkunde, die, door het Nieuwe Werk, in de magtige vrije Rijksstad binnen voeren.

einde van het vierde deel.