| |
| |
| |
Byvoegselen en verbeteringen.
Ik ben genoodzaakt hier wederöm de volgende lijst van verbeteringen vooräf te laaten gaan, vereenigd evenwel met eenige bijvoegingen, die mij, na het afdrukken der bladeren, waar toe zij behooren, onder 't oog gekomen zijn.
Bij de twee voorige Deelen valt nog het volgende aan te merken.
Op Bl. 314. van het eerste Deel heb ik de naamen eeniger gevluchte Remonstranten, welke uit ons Vaderland zich naar Jutland heen begeeven, en er Fredericsstad gebouwd hebben, slechts uit het verhaal van Pontoppidan letterlijk overgeschreeven. Behalven dat hij naar de Duitsche spelling zich van de ah bediend heeft, waar wij de dubbele a gebruiken, moet men in plaats van Wilhelm van der Howe, Willem van Horen leezen. Men zie de Bijvoegselen en Aanmerkingen van den Heer van Wyn, op het tiende Deel van Wagenaer, bl. 103. Of Pieter de Graaf, die daar mede voorkoomt, door den Deenschen Schrijver ook tot Petrus Engelgraaf gemaakt zij, dan of dit twee verschillende persoonen zijn geweest, durf ik niet zoo stellig verzekeren.
| |
| |
In den korten Inhond van het tweede Deel moet men Bl. 7 reg. 3. na de woorden: Staat der Weetenschappen, nog laaten volgen, eer men verder leest: Academie der Weetenschappen.
Op Bl. 143 van dat zelfde Deel heb ik uit Catteau, die in 1790 zijn Tafreel van Zweden uitgaf, overgenomen, dat binnen twaalf à zestien jaaren het getal der onëchte Kinderen te Stockholm verdubbeld was, en toen reeds tot de wettigen in de evenredigheid stond van een tot zeven. Is het waarheid, of is het eene Satyre op de Zeden dier Hoofdstad, 't geen ons onlangs de Nieuwspapieren gemeld hebben: dat er in 1804 aldaar geboren waren 2441 Kinderen, en daar onder 1020 onëchten, 't geen eene evenredigheid zou uitmaaken, nog geringer dan van een tot derdehalf? Indien dit geen verdichtsel zijn mocht, en de geduchte progressie dus bij aanhoudenheid voortging, zouden de huwelijken, die er, omtrent in een dergelijk tijdperk als ik zoo even noemde, reeds om een derde waren afgenomen, er weldra tot de vreemde verschijnselen kunnen behooren.
Op Bl. 11. van het tegenwoordige Deel reg. 22 vordert de zin, dat men in plaats van: met een' zak kopermunten te bewaaren leeze: met een' zak kopermunten te bezwaaren.
| |
| |
Bl. 21 reg. 10 van onderen: leeze men Ingermanland in plaats van Ingemerland.
Bl. 29, reg. 6 van onderen, in plaats van daar dat dit, leeze men daar dit.
Bl. 30. De Heer Storch, gelijk ik sedert vernomen heb, geeft thans weder eene aanéénschakeling van stukjes uit, met den Titel: Rusland onder Alexander I. Ook andere Periodique of soortgelijke Werken, die in het Rijk zelve het licht zien, doen er verslag van de Hervormigen, die onder het tegenwoordig Bestuur worden voorgenomen. Aan welke banden evenwel zulke Schrijvers uit den aart der zaake liggen, zal ieder ligtelijk bevatten. Te Leipzig hoor ik, dat of onder de pers, of gedeeltelijk reeds afgedrukt is, een uitvoerig Werk over Petersburg in drie Deelen, door een' Collegie - Raad von reimers opgesteld. Doch ik ben verder buiten staat er iets omtrent te kunnen berichten.
Bl. 65, in de Noot, staat reg. 1. deeze schoon, 't welk zijn moet: schoon deeze.
Bl. 132, op den ondersten regel: van zoodanige van. Het laatste van gelieve men uit te schrappen.
| |
| |
Bl. 157. reg. 1. Wanneer ik hier zegge, dat onder de Metropolieten van Petersburg en Moscou de Archijerei staan, die omtrent het zelfde zijn als Aartsbisschoppen: zoo moet het eerste niet anders worden opgevat dan ten opzichte van den rang: want in der daad zijn de twee Metropolieten slechts primi inter pares; en bij het laatste moet men niet meenen, dat ik hier het woord van Aartsbisschoppen, in tegenöverstelling van Bisschoppen, gebezigd heb. Dit onderscheid bestaat in Rusland niet.
Voor 't overige heb ik ontdekt, dat Hamersdorf zijn getal van 73000 Monniken in Rusland uit de Geögraphie van Bussching heeft overgenomen, doch met een o te veel: 't geen het middelgetal Monniken voor ieder Russisch Klooster omtrent van 150 op 15 brengt, en dus wel de waare leezing is. Intusschen zouden er zich tog, volgens beide Schrijveren, in de Nonnenkloosters door elkaâr een zeventig zielen bevinden, 't geen ik moeite heb te gelooven, daar de evenredigheid der Vrouwen- tot de Manskloosters geschat wordt als een tot zes en een half. Hoe dit zij, de twee genoemde Auteuren verzekeren, dat het getal der Ordens-Geestelijken van de eene en de andere Kunne dagelijks afneemt.
| |
| |
Bl. 183. reg. 4 Voorbank-lessenaars moet zijn: voor Bank-lessenaars.
Bl. 186. Noot a. Er was te vooren altijd eene Hollandsche Gereformeerde Kerk geweest, deels voor de kleine Gemeente, die aldaar gevestigd blijft, deels voor de Scheepslieden, die, wanneer de vaart open is, uit ons Vaderland te Petersburg aanlanden, er en verscheiden maanden doorbrengen. Doch de dienst had er eenige jaaren stil gestaan. De Heer Lamping heeft het Predikampt in 1802 weder opgevat, en houdt zijne redenvoeringen, zoo ik meen, des Zomers in 't Nederduitsch, en des Winters in 't Hoogduitsch. Het belang, 't welk de Gemeente bij zijne beroeping getoond heeft te stellen in het bekomen van een' kundigen en braaven Leeraar, zoo wel als de besoldiging, die zij hem heeft toegelegd, doen haar de grootste eer aan.
Bl. 192. Eerst deezer dagen heb ik de berekening gezien der gewoone Volksschoolen, die reeds onder de tegenwoordige Regeering zijn opgericht. Het aantal derzelven, verscheiden andere Institutiën van Opvoeding daar onder niet begreepen, wordt op 494 gebracht; er behoorden 1425 Onderwijzers daar toe, en over de 33000 Kinderen ontvingen er onderricht. Alles samen kosteden zij over de 1700,000 Roebels.
| |
| |
Bl. 196 reg. 2. van onderen: moet, om den zin volkomen te maaken, achter de woorden, het ongunstig vonnis gevoegd worden: zal betwisten.
Bl. 201. De Heeren Cheraskoff en Derjawin zijn mij mede als Dichteren van veel Talenten in de Russische Taal opgegeeven. De laatste heeft allerlei soort van stoffen behandeld; de eerste meer bepaald zich aan de Heroïsche Poësie overgegeeven, en twee Russische Monarchen, Iwan Basiliwitz en Volodomir, met veel geluk bezongen.
Bl. 201 en 202. De Werken van de Academie der Weetenschappen, die in 1726 gesticht is, bedraagt thans ver over de vijftig Deelen in Quarto vol plaaten. De veertien eerste Deelen draagen den naam van Commentarii Acad, Scient. Imperial. Petropolit., en zijn gedrukt tusschen 1728 en 1751. Dan komen twintig Deelen onder den naam van Novi Commentarii, en loopen van 1750 tot 1776. Tusschen 1778 en 1786 zijn er tien Deelen verscheenen onder den Titel van Acta Acad. Imp. Petr.; en van 1787 af zijn het Nova Acta geworden, waar van er, toen ik mij te Petersburg bevond, insgelijks weder tien Deelen het licht zagen. De eerste Commentarii alleen behelzen ook stoffen van Geögraphischen, Historischen,
| |
| |
Antiquarischen en Litterarischen inhoud. Al de overige Deelen zijn enkel aan de Mathesis, Physica, Astronomie en Natuurlijke Historie gewijd.
Bl. 206 reg. 21. Moet men in plaats van Catharina's Inleiding tot een algemeen Russisch Wetboek haare Instructie tot het zelve leezen.
Bl. 208 reg. 1 en, 243 reg. 13. Zal men wel van zelve Cablnet en Pensionairs in Cabinet en Pensionaires veränderen.
Bl. 236. reg. 8. van onderen. Ik meen dat deeze Professor zich Böver schrijft.
Bl. 254 reg. 8. Ontbreekt achter beschreeven het woordje heb.
Bl. 265 is, door evendigheid, levendigheid gemeend.
Bl. 297. Onlangs heb ik den Keizerlijken Hofstaat niet meer op over de 2000, maar reeds op niet ver van de 4000 geschat gezien; en de kosten, die dit jaarlijks vordert, op tusschen de 33 en 34 Tonnen Gouds.
Bl. 297 reg. 21. Gelieve men de woorden: in drie verdeelingen afgebroken, strekken haar tot cieraad, dus te leezen: strekken haar tot
| |
| |
cieraad, en breeken haar in drie verdeelingen af.
Bl. 320. reg. 19. Duidelijker dan het woordtje dan, zullen de woorden door deeze handelwijze hier den samenhang maaken.
Bl. 338. reg. 3. van onderen. De gewoone benoeming deezer Loodgroeven is niet de Nartschinskische, maar Nertschinskische.
Bl. 350. De opgave voor 1804 van de uit Petersburg uitgevoerde waaren is van dertig Millioen, waar van omtrent een derde in Russische, twee derden in Engelsche schepen.
Bl. 385. reg. 20. moet beeedte, Bl. 398 reg. 6. moet boch, en Bl. 411 reg. 10. moet waarven in breedte, bosch en waar van veränderd worden.
|
|