| |
| |
| |
Helsingfors, Sweäborg.
October 1798.
[Reize naar Helsingfors]
Van Obo op Helsingfors telt men dertien Station, zonder dat men onderweegs eenige Stad ontmoet. De eersten leveren schoone, opene en grootsche gezichten op, met een' wel bebouwden bodem naast zich, en op een' afstand Berg en Bosch; de huizen staan er nog al dik gezaaid, en veeläl groepswijze bij elkaâr: doch het blijven houten en ongeverwde wooningen; een enkel fraai Heerenhuis, of 't welk ten minsten een middelmaatig bestaan te kennen geeft, ontdekt men hier en daar tusschen beiden; op de derde Post begint de grond zich meer te verheffen, en op de volgende, die vrij wat zandig is, nog sterker, terwijl men hier reeds door zeer veel Bosch wordt doorgevoerd. De slechtheid der Herberg deed mij tegen den avond bij een' nabuurig Leensman om een nachtverblijf vraagen: 't geen echter niet gelukte. Geen mensch verstond boven dien op dit Posthuis een woord behalven Finsch, 't geen zich tog op de volgende plaatsen van dat Gewest weder veränderde: 't zij dat ik de Zweeden en Finnen er gemengd vond; 't zij zelfs, dat ik bij plekken alles zoo goed als geheel Zweedsch aantrof, gelijk dit de drie of vier laatste dagen reizens door Finland het meeste plaats had: 't goen evenwel niet dan langs de Kusten, waar der- | |
| |
gelijke Coloniën zich om des handels wille hebben neêrgezet, gezien wordt. De drie volgende Stations, meest bergächtig en door Bosch en over zand, doch tusschen beiden met bewoonde Dalen, in welken het winterkoorn aan 't rijzen was, brengen tot Biörsbij, omtrent halverwege, en een der Hoofddorpen op deeze Route. Hier moest juist Ting of Gericht gehouden worden; en des morgens vroeg waren reeds de Häradshöfding of Rechter en zijne zeven Bijzitters, zoo wel als een hoope boeren, die voor den Rechtbank zaaken te verrichten hadden, bij elkander gekomen. Dezelve, gelijk ik van eenigen deezer lieden vernam, wordt tweemaal des jaars gehouden, en duurt omtrent eene week. Het
Rechtsgebied gaat over een zeker aantal Dorpen; in 't burgerlijke appelleert men aan den Lagman, die Rechter is over een grooter District, en insgelijks met zeven Bijzitters vonnist; van daar gaat het naar het Hofgericht van Obo, en eindelijk, indien men verkiest het zoo ver brengen, naar het Hoogste Gericht te stockholm; in het Crimineele echter wordt de Lagman voorbljgegaan; en de Leenman van den omtrek neemt hier het Ampt van openbaaren Aanklaager waar. Kleine misdaaden bepaalen zich tot de laagere Gerichten, ten zij de veröordeelde zelf het hooger begeert te brengen. Over Blasphemie en Perduëllie kunnen zij in 't geheel niet vonnissen. Voor 't overige mogen voor deeze Nedergerichten de boeren hunne zaaken of in persoon voeren, of door Advocaaten laaten behandelen. In het eer- | |
| |
ste geval kan men, met een' stuiver of twaalf, het in de beslissing van een Proces ver brengen. Zo de zeven Bijzitters in hunne uitspraak van één gevoelen zijn, zoo heeft het zelve de overhand boven dat van de Härads-Höfding, in geval hij van hun verschillen mocht. Doch een enkele- stem der anderen behoeft zich slechts bij de zijne te voegen, om de weegschaal naar deeze zijde te doen overhellen.
De Station na deeze Plaats as ten uitersten belangrijk: dan eens open, dan door verscheiden Dalen heen, of wel over Bergen; ook langs een stroomend water, met een Heerenhuis op eene hoogte, eene Laan, verscheiden Molens en, eene Cascade. Tegen 't laatst evenwel kwam Bosch en zand, zoo wel als op de volgende Post, die echter plat is, en tusschen beiden roode steenbrokken op den weg vertoont; op de tiende bleef de essene bodem, doch zonder de hinderpaalen van het zand; en de streek was er meer open. De drie laatsten, vooräl in 't begin, waren weder rijkelijk van Bergen voorzien met Bosch en Rots, en de bodem guller. Tusschen beiden leverde de streek nog al aangenaame gezichten op, en buiten de Boschen vond ik overal het land bevolkt en wel bebouwd. Even eer men te Helsingfors koomt, rijdt men een paar goote Magazijnen voorbij. Waar geen zand is, zijn de wegen op deeze geheele Route zoo goed als in Zweden.
Helsingfors is op een Schier-Eiland gebouwd, waarvan de Zuidelijke en Zuidwestelijke zijde zich
| |
| |
slechts met het vaste land verbinden. Haare strekking is van daar Noordwaards, met eene breedte (schoon niet overäl dezelfde) van ten minsten twee parallelle straaten; ook de rijzing des bodems is hier en daar verschillende. Ten Oosten ziet men, omtrent halverwege de Stad, eene ver in Zee uitsteekende punt, insgelijks van verschillende breedte, met eene boven de gebouwen zich verheffende Rots, van waar men de twee halfronden, in welke de Schepen het anker werpen, het kleinere aan de Noord-, het grootere aan de Zuidelijke zijde, overziet. Aan twee of drie Scheepsbruggen of Hoofden kunnen de Vaartuigen landen. Ik vond er nog al een paar taamelijke groote, in den Zuidelijken inham. De straaten zijn, zoo veel de grond het toelaat, regelmaartig, doch door weinig goede huizen bezoomd: slechts op de Markt en in derzelver buurt staan eenige steenen gebouwen, waar onder- zich dat van den Gouverneur van Finland onderscheidt. Op deeze Markt meende men ook een nieuw Stadhuis op te richten; terwijl de Hoofdwacht voor de vier Compagniën Artilleristen, die hier bestendig liggen, er reeds geplaatst was. De Kerk is slechts een houten loots, in welke in de beide taalen gepredikt wordt; het daarvan afgezonderde klokkenhuis is zoo hoog als de Toren zelve. De bovolking wordt op 3000 zielen gerekend, en met Sweäborg, waar van ik zoo even spreeken zal, samen, ver over de 8000; beide Plaatsen staan onder denzelfden Magistraat.
| |
| |
Er woonen voorts te Helsingfors nog al gegoede Kooplieden, en andere fatsoendelijke lieden: zoo dat een Bal, 't welk kort te vooren gegeeven was, een zeventig Dames verëenigd had: waar toe evenwel waarschijnlijk Sweäborg er eenige zal geleverd hebben.
| |
[Beschrijving van Sweäberg]
Ten Zuiden van de Stad verheft zich op eene merkelijke verhevenheid een steenklip, van waar men de geheele streek overzien kan, en ook den kleinen Archipel van zeven Eilanden, die thans den naam van Sweäborg draagen. De bevestiging deezer laatsten heeft den voortgang van 't bouwen eens Forts op de hoogte, waarmede men begonnen was, onnoodig gemaakt, gelijk het ook van te grooten omslag zou geweest zijn. Er zijn hier evenwel nog een hoope gemetselde muuren van overgebleeven.
Om toegang te bekomen tot het geen Sweäborg merkwaardigs oplevert, behoeft men weder, even gelijk te Carlscrona en te Obo, eene vergunning van het Gouvernement. De Gouverneur van Finland verzelde mij in eenne lange gedeeltelijk overdekte Sloep, door tien Roeijers voortgedreeven, daar heen, en, gelijk het zoo goed als in het gezicht van Helsingfors ligt, duurde de tocht niet lang. Tot in 1749 waren de zeven Eilanden, gelijk de overige Scheeren, kaale of met eenig Dennenbosch overdekte Rotsen. Ehrenschwerdt wierdt toen de Schepper van deeze zonderlinge Vesting, die, niet dan door honger en verraad te veröveren, den ingang eener
| |
| |
Haven of Rheede weet in gezag te houden, welke Zwedens geheele Linie- en Scheerenvloot, en dit zoo na bij Rusland, omvangen kan; deeze ingang evenwel, schoon breed en diep genoeg, is niet bij alle winden genaakbaar. Van het zevental Eilanden zijn er drie verëenigd: Wargön naamentlijk, het grootste en voornaamste met Gustafs-Swärd, en Stora-öster-Swartön. De vier overigen heb ik niet bezocht: doch Lilla-öster-Swartön, waaröp de Artillerie een Etablissement heeft, vaart men voorbij. Te Wargön aan land gestapt, begaf ik mij terstond in de Hoofdvesting, op een' grond, dien het buskruid effen gemaakt had, met zwaare granietsteenen gebouwd; op de groote plaats derzelve heeft men ter eere des Stichters, dien ik zoo even noemde, een gedenkteken opgericht: een' zeer eenvoudigen Sarcophagus op eenige trappen, met een kort en goed opschrift zoo voor als achter; alles is van den landssteen: doch er worden bij Sergel te Stockholm aan beide zijden vercieringen van wit Marmer voor gereed gemaakt, welke voorstevens van schepen, en andere toepasselijke voorwerpen zullen afbeelden. Achter het zelve, en au fond van de Wapenplaats, staat op eene verhevene plek het huis van den Commandant. De overige gebouwen en Etablissementen, die zich hier van alle zijden vertoonen, zijn onnoemelijk, en doen Sweäborg, waar ook verscheiden Kooplieden woonen, eene drijvende Stad, en, zo men een gering getal van Eilanden met eene
| |
| |
meenigte derzelven vergelijken kan, een klein Venetiën schijnen, waar van ik de bevolking, twee Regimenten Infanterie en 600 Mariniers, die er in Garnisoen liggen, medegerekend, reeds op 5000 zielen geschat heb. Natuurlijk behooren onder dezelve een hoope Vrouwen en Kinderen van Officiers en andere Militairen. Een kleine Brug verbindt Wargön met Gustafs-Swärd, een Eiland van zeer geringen omvang, en dat naar de sterke Vesting, die men er op aangelegd heeft, zijn naam heeft bekomen; het ligt vlak aan den ingang van de Haven, aan haare Westelijke zijde, en geen Schip van eenig aanbelang kan een' anderen weg dan door deeze opening neemen: de allergeringsten slechts kunnen elders binnen loopen. De Vesting is naar alle kanten, en drie verdiepingen boven elkaâr met Canonnen als doorstoken. Het Fort evenwel op het grootere Eiland wint het ver in hoogte van Ehrenswärd af. De verbinding van Wargön met Stora-öster-swartön is door het middel van Docken geschied, in welken man de Scheppen droog kan laaten liggen. Het geen ik boven van Carlscrona gezegd heb, maakt het onnoodig, dat ik dit nader beschrijve. Alleenlijk heeft het hier noch die pracht, noch die volkomenheid, gelijk het ook tot het soort van Schepen, dat men te Sweäborg timmert en bewaart, Fregatten naamentlijk en groote Galleijen, niet noodig is. Daarëntegen is hier alles zoo goed als volëindigd. Ik heb er twee afdeelingen, de ééne achter de an- | |
| |
dere, gezien, waarvan elke haare afzonderlijke Sluizen heeft; beide liggen zij verscheiden voeten beneden de oppervlakte van het buitenwater, hebben gemetselde vloeren, en zijn waterdigt. In de voorste afdeeling vondt ik zeven of agt Schepen onöverdekt; in de achtarste zes overdekt; deeze naamentlijk in vier Schuitenhuizen naast elkander, ieder voor twee Vaartuigen in de lengte; het vierde echter was laag en thans zonder dak, om dat men bezig was
met het hertimmeren van het zelve; de muuren en overdekking tevens zijn van hout, op hooge gemetselde voetstukken of pylaaren rustende; en het geheele kan eer voor een dak dan voor muuren doorgaan. Achter deeze, gebouwen was men bezig een droog Dock ter vertimmering van een Schip van Linie, even als het oude Dock van Carlscrona, te metselen: waarbij een Windmolen ter uitpomping van het water geplaatst was. Het huis van den Chef der Sweäborgsche Vloot ligt in 't gezicht der Schuitenhuizen voor de kleinere Scheeren-booten, gelijk ik die te Obo beschreeven heb, en in dat der Werf waar zij getimmerd worden. Vlak hier bij bevinden zich de Magazijnen, van al wat tot de Schepen behoort rijkelijk voorzien. In 't geheel telt men op Sweäborg samen een vijftig Schejpen van het grootere Caliber; dat der Canonneerbooten herïnner ik mij niet. Voor 't overige bevatten deeze Eilanden Kruidmolens, Casernen, alle mogelijke soorten van bewaarplaatsen der behoeften, en al wat eene Ves- | |
| |
ting en Scheepswerf van deezen aart natuurlijk verëischen. Dat de meenigte van lieden van geboorte, welke zich op deeze kieine plek verëenigd vinden, er het verblijf veräangenaamen kan (hoe zeer dit ook zijne nadeelige zijde heeft), zal men mij ligtelijk willen gelooven; en dit wordt nog, in de vier Wintermaanden, door het ijs vermeerdert, 't geen de gemeenschap met Helsingfors in sleeden als anderszints zeer gemakkelijk maakt: doch met dat al zal niemand waarschijnlijk van Sweäborg te rug keeren, zonder het op zich zelve als een akelig, dor, en winderig verblijf beschouwd te hebben.
|
|