Voorrede.
Op eene reize, die in den Zomer van 1797 slechts met het oogmerk ondernomen wierdt, om binnen een bestek van weinig maanden Denemarken en Zweden te bezoeken, doch die daarna, tot Rusland en Polen uitgestrekt, mij over de drie jaaren buiten 's lands gehouden heeft, zijn deeze Berichten gezameld. Mogen zij met dezelfde toegeevenheid door mijne Landgenooten ontvangen worden, als die ik te vooren omtrent Groot-Britannien en Ierland, en omtrent de Pruissische, Oostenrijksche en Siciliaansche Monarchiën in 't licht gaf! En mogen ook bij Haar, welke mij op deezen tocht, gelijk op de voorigen, verzeld, en tot mijn genoegen niet alleen, maar ook, geduurende eene zwaare ziekte, tot mijn behoud zoo veel heeft toegebracht, de aangenaame herïnneringen, onder het leezen,