nuttige bestemming voor te bereiden. Woeker met uwen tijd; woeker met de talenten, welke God u gaf, en tracht te worden, wat gij onder den goddelijken zegen worden kunt en worden moet.
En nu, gij allen, mijne kinderen! de zegen uwer ouderen, Gods zegen vooral, ruste op u. Zij bidden, dat God hen in het leven spare, om u aller opvoeding voltooid te zien. Doch mijne lievelingen! mogt deze bede niet verhoord, deze wensch niet vervuld worden! Werden zij, of een hunner, vroeger van hunnen post geroepen, ook dan nog geen nood! ‘Wat God doet, dat is welgedaan!’ Gij behoudt toch nog een Vader in de hemelen, die meer en beter kan zorgen, dan alle aardsche vaders en moeders. Dien Vader zullen uwe ouders, zoo lang zij leven, voor u bidden, dat het u welga op deze aarde, maar vooral dat gij op deze uwe aardsche loopbaan, in lief en leed, bij zoet en zuur, door standvastige