Van een Pape die een nieuwe spraecke oprechtede met sijn
Dienst-maeght.
Een seecker Pastoor Huys-houdende met sijn Meydt, dewelcke met
malkanderen een seecker spraecke ghepractiseert hadden, waer door sy malkander
konden verstaen; Hy noemde de Meydt Colongnia, en sijn Hondt Colvia, en een
Worst Caldunia; en alsoo hy aen de Kercke woonde, en in sijn huys sien konde,
sagh hy dat de Meydt een Worst op de Rooster leyde, en dat de Hondt quam en nam
de Worst van de Rooster, en riep van sijn Predickstoel; Colongnia, sla Colvia
al om Caldunia. Siet, hoe slockert hy daer: De Boeren seyden, onse Pastoor moet
een gheleert Man wesen, hy kan soo schoon Latijn spreecken; alsoo sy meenden
dat het in sijn Predicatie te passe quam.