Van een Ioncker die sijn Knecht om Dia Satiria
sondt.
Een oudt Edelman een jonge Vrouwe getrouwt hebbende, hem niet
vertrouwende haer genoegh te kunnen doen, sond sijn jonge na een Apoteecker, en
segghende tegens hem, haelt voor my voor ses stuyvers Dia Satiria. De jonghe
ginck heen, en tot de Aptekers komende seyde, Meester ick sal hier een seecker
Dia Dia Dia halen, en het is my vergeten: De Apteker seyde wy hebben verscheide
Dia, wy hebben Dia Catholica, Dia Phoenicum, Dia Prunum; jae seide de jonghe
dat is 't, doet my voor ses stuyvers, hy dede hem soo veel, en de jonghe bracht
het sijn Ioncker die het selve in nam, en in plaets van haer vriendtschap te
bewijsen, leyde hy haer de schoot vol, en maeckter een vergulde Bruydt van.