kroonen aen kan winnen, de Koopman die vlamde daerop, en sey,
komt binnen vriendt, en weest mijn gast, ick hebbe eenige Vrienden ten eeten,
komt hier by: Hy die anders niet en socht, ginck binnen, en sat mede aen, was
mede vrolijck; De maeltijdt ghedaen zijnde, riep hem de Koopman alleen, en
vraeghde hem waer in dese Koopmanschap bestondt, hy antwoorde, mijn Heer, hoor
ick, heeft een van sijn Dochters beraden, welcke hy twintigh duysent kroonen
mede ten Houwelick gheeft; en nu heeft mijn Heer noch een Dochter, die wil ick
wel aen nemen voor thien duysent kroonen: Ergo soo wint mijn Heer daer noch
thien duysendt aen; De Koopman sagh bril toe, en seyde: Vriendt, ick bedancke u
voor die presentatie, en ghy meught wel weer vertrecken.