Van een die Droomde.
Een seker Man droomde dat hy Koningh van Zwolle was, en
dat hy in de Hemel quam, en komende by S. Peter, die hem vraegde waer hy van
daen quaem, en wie hy was, hy seyde, ick ben de Koning van Zwolle; S. Peter
antwoorde, ick en kenne gheen Koningh van Zwolle, ick hebbe met u hier niet te
doen, hy even wel tegen hem in dringende, en seide, ick wil daer in wesen, en
quam so binnen, soo hem dochte, binnen wesende, seide tegen S. Peter, ik wil
schijtten, waer doetmen dat hier? S. Peter seyde foey du beest, dat is hier
geen gebruyck, men doet hier sulcks niet; hy seide wederom, wijst my hier een
plaetse, of ick schijt u voor de voeten, S. Peter seide, kom dan du beest,
hier, is een gat daer heeft wel eer de Mane gheseten, schijt dan daer door, soo
valt het weder op der Aerden, hy ondertusschen begon sijn werck te doen, en
scheet toe, en scheet sijn Huysvrouwe