niet veel lucht
toescheen te hebben, liet hem geseggen: midts dat hy hem 's anderdaeghs, een
wel gemeest Schaep slachten, de vier quartieren na sijn begheeren toemaecken,
en hem op soo een uur brenghen soude, om er eenighe gasten, die Heer-oom
ghenoodt hadde, mede te trackteren. De Boer neemt'et aen, ende 't was absolvat.
's Anderdaeghs komt de Boer met een goedt Schaep by den Priester, die het hem
belast, op soo en so een wijs toe te bereyden, maer hy brenght 't in sijn
Schaep-stal, en dacht, heeft Heer-oom gasten genoodt, hy mag'er voor
op-schaffen. Op 't gestelde uur komen de gasten; Heer-oom heetse wellekoom,
recommandeert haer vrolijck te wesen, wijl hy se wel meende te trackteren:
Ondertusschen de Boer komt met de kost niet, hy stuurt' er sijn Meydt om, de
Boer komt, Heer-oom vraeght waer hy met het gesooden en gebraeden bleef? Och
Heer! seyd hy, ick gheloof immers dat jey jou lust an het schap genoegh geboet
hebt, want wijl ghy mijn geleert hebt, dat het begeren ofte willen, en het doen
ofte werk een is, so heb ick my in-ghebeelt, dat ghy met begheeren oock wel u
honger versaden kost. Ick absolveer uw niet, volbrenght ghy u beloften niet,
sey Heer-oom. Ick sal, sey de Boer, mijn woordt houden, maer treckt eerst na
een Bisschop of Paus, en versoeckt absolutie van u begheerte, Want daer staet
mede, ghy en