Op een stuers Poët.
Een Uytlander had van seker Amsterdams Poët veel hooren roemen:
en alhier t'Amsterdam komende, soo wenschte hy de selve wel te moghen sien: als
men hem nu den selve eens wees, soo seyde hy: 't Verwondert my, dat in so
een stiers en grienachtigh hooft sulck een uytsteekende geest woont, om vaarsen
te maken. Een ander sey hier op: Myn Heer, laet u dat niet verwonderen:
want de beste Vaarse-maeckers, zijn Stieren.