Een Bruydt, die Vryster noch weeuw was.
Zeecker Snaack, met zijn Bruyt in de Consistory komende, om
opgerekent te worden, wiert ghevraeght; Wat is u Bruyt, een Vryster? Neen
zy, antwoordde hy. De Commissaris vorderende, vraeghde, Is t een
Weeuvv? Den holbolligen Bruygom antwoorde weder, Neen. d'
Examineerder, hervattende, vraegde wederom; Hoe sal ic-se dan
opschryven! d Ander met een effen aensicht, seyde: Schryft een beproefde
Maegt. Hebben doen de vergaderde Commiszarisen haer sonder lacchen, en de
Bruydt sonder schaemte konnen houden, soo kan ick mijn breyn van gedachten
ontblooten. 't Is kennelick, dat den Bruygom de raad van den Mosselman heeft na
gevolght, Proef eerje koop.