De bedrooge Paap.
In een Stadt in Duytslant, daer de Papisten 's morgens en de
Luthersen 's namiddags in een
selve Kerck prediken, was een Paep, die machtigh danste en stommelde
op de stoel, eenighe van de Lutherschen, willende hem een pots spelen, namen
den tijt waer, als hy't Euangelium soude uyt-leggen, Over een kleyne wijl
sult ghy my niet sien, en over een kleyne wijl sult gy my sien; sagende dan
's nachts voor hy dit precken soude, den Predik-stoel onder af, en setteden hem
daer los weder op. Als nu de Paep na sijn gewoonte op den predik-stoel was, en
begon hevigh te stommelen, en te roepen, Over een kleyne wijl sult ghy my
niet sien, &c. So viel hy met Stoel en al van boven neder: maeckende al
soo inder daedt waer, dat men hem in een kleene wijl niet sach.