Jezus is, dat Hij schuil is gegaan met zijn Lichaam, met zijn Bloed, met zijn oneindige Goddelijkheid, daar in dien witten ouwel, uit liefde, uit liefde, uit liefde; - dat Hij vlak voor mij is, Hij, mijn God; dat ik tot Hem spreken kan en Hij mij hoort, dat Hij mij ziet tot in de diepste verborgenheden van mijn wezen... Ik dorst niet meer Hem aan te zien, ik boog het hoofd, de ogen sluitend, en trachtte te bidden. Ik zeide Hem mijn geestelijken nood en mijn ellende, ik vroeg erbarmen: - ‘Jezus, Gij moet mij helpen. Gijzelf hebt gezegd: de zoekende zal vinden, degeen die vraagt, zal ontvangen. Heb ik niet gezocht, heb ik niet gevraagd met elken hartklop van mijn leven? Geef mij, o Jezus, het geloof, geef mij het weten en de liefde voor God. Neem de blindheid van mijn ogen, opdat ik U helder onderscheiden kan. Gij zijt God, Gij hebt het heelal geschapen. Gij hebt met een enkel gebaar den Melkweg door de ruimten gebouwd. Gij gaaft mij een ziel naar uw beeld en uw gelijkenis. Ik wil ze U wedergeven; ik wil ze leggen in Uw Heilig Hart, o mijn Jezus, opdat zij zich verwarme en tot een vuur van liefde worde door Uw zuiverend Bloed. Ik zie U niet in die witte zon der Hostie onder welker onzichtbaar licht ik gebogen lig. Want ik ben blind. Ik zou immers den aanblik van Uw Almacht niet kunnen harden, den aanblik van Uw Heerlijkheid, den aanblik van Uw Liefde; maar al zie ik U niet met mijn lichamelijke ogen, ik weet dat Gij daar zijt; de gedaante van brood is slechts schijn; het is Uw Lichaam, het is Uw Vlees, en gans Uw Goddelijkheid ligt bevat in die bete. Ik kan het niet begrijpen, dit groot geheim, maar ik weet Gods tegenwoordigheid in verholen gedaante. Jezus, mijn lieve Heer, is daar, dicht bij mij, daar vóór mij, op het altaar. Het is geen droom, geen verbeelding, geen leugenachtige schijn; Hij is daar werkelijk. Hij is daar gekomen, omdat Hij mij en alle mensen lief heeft met zo onmetelijke liefde. O, mijn lieve Jezus, leer mij
bidden, help mij in den nood. Gij zijt almachtig; ziehier mijn ziel, zuiver haar, splijt haar vaneen, zoals een houthakker een boomstronk, en geef mij het nieuwe leven.