maar immer peilend peinst naar de diepte, dan moet ge wel op een onverwacht, begenadigd ogenblik de oorzaak beroeren, de duistere, eindeloos geheimzinnige verwevenheid vermoeden en de tegenwoordigheid van Gods geest voelen op onzegbare wijze. Ken ik niet dit mijnen geest doorbliksemend weten? Is dan niet alles binnen in mij verbrand? En hoor ik niet op de puinhopen van mijn hart het heimwee schreeuwen met grote stem? Ik ben een arm mens die vraagt en zoekt, en nergens wordt mij iets gegeven, noch vind ik wat ik zoek. Ik herinner mij de uren doorgebracht in de kapel der Benedictinessen wanneer de Mis werd opgedragen, terwijl de zingende stemmen klimmen langs de nostalgieke stijging der tonen, of wanneer ik daar of elders in andere kerken alléén in de grote stilte gezeten was met mijn barstensvol hart en turend naar het altaar, voor welke woning, want Jezus woont daar werkelijk, zeggen de gelovigen - de kleine lamp brandde. Ik moet kloppen aan die deur. Pulsanti aperietur.
De moraliteit Elkerlyc, welke ik gisteravond zag, heeft mij grotelijks ontroerd. De dood koepelt over het leven, als de hemel over de aarde. Ge kunt nergens vluchten. Niemand kan u helpen. Ge zijt alleen, onverbiddelijk alleen. En ge moet voor God verschijnen met uw moedernaakte ziel. Ik kan 't niet met woorden zeggen, ik begrijp het nauwelijks met mijn gevoel, maar ik zie elke gebeurtenis van het leven, elk mens, alle daden, gedachten, de planten, de sterren, als beelden, als beslagen spiegels, waarachter de werkelijke wereld die, onzichtbaar, ons omgeeft, verborgen ligt.