4 December
Ik was, dezen ochtend, in de kapel van het Benedictinessenklooster, rue Monsieur. Het is subliem. De zingende vrouwenstemmen - enkel het zuivere Gregoriaans wordt daar uitgevoerd - ik hoor ze nog voortdurend. Onstoffelijk is deze muziek. Soms gaat een stem vooraf, de klanken stijgen, het is als wordt een offerande geheven, of God een zingend hart wordt aangeboden. En dan de stilte van deze plek, de in-zich-zelf-gekeerdheid. Voor de eerste maal heb ik gevoeld dat er iets onzegbaars gebeurde, toen de priester die de Mis opdroeg, eerst over het brood, dan over den wijn, de wijdende woorden sprak. Ik kan niet zeggen hoe of vanwaar die gedachte mij kwam, maar ik wist, dat er iets veranderd, dat er iets enorm groots geschied was.
In den middag, met Christine en den jongen, de Vespers bijgewoond. Uw ziel wordt door den regelmatigen golfslag der psalmodiërende stemmen als over een zee van verre heimweevolle klanken gevoerd. - Wie zijn in den waan bevangen? Deze vrouwen, die afstand deden van hetgeen ons allen het heerlijkste en schoonste bezit is, van liefde, van vrijheid, van moederschap, van zwerven en van roem, haar leven wijden aan God en zijn verering, en zich opsluiten, al de menselijke dromen en verlangens welke zo overgroot geweld bezitten, verlaten en haar leven lang bidden en zingen ter verheerlijking van een onzichtbaar wezen? - Of wij, die daar buiten in de steden als bezetenen leven, schreeuwen en wenen, wild de dagen