maar men zit er onder, men heeft behagen, men wentelt er zich wellustig in. Bij geen één, neen bij geen één voel ik de niet te weerstane noodwendigheid. Men maakt dingen welke het publiek, de domme lage massa, treffen door onbeschaamdheid van onderwerp of door kultuurloze kleuren. Ik ontmoette iemand op de tentoonstelling, die het prachtig vond en in voortdurende extase uitriep: ‘dit is de werkelijkheid, dit is de werkelijkheid!’ - De ezels, zij menen dat wat zij zien, dat hetgeen hun botte geest in zich opnemen kan, de werkelijkheid is. In het voorwoord van den katalogus, door Mirbeau geschreven, verheugt deze zich luidruchtig, dat er hemelse noch goddelijke idealen meer zijn die de aandacht van den kunstenaar afleiden van de realiteit! - Het geestelijk peil der moderne mensheid is buitengewoon laag gezonken. De verbeeldingskracht is dood. Mocht er nog iets hoogs bestaan in uwe ziel, men streeft met blind geweld er naar het neer te halen, te vernietigen, te vertrappen; men wil dieren zijn welke slechts hun lichaam en zijn behoeften kennen. Wat kan de kunst voor dergelijke wezens zijn? Er moet wel een reactie komen tegen de vervaarlijke platheid en deze verheerlijking van alles wat zielloos gemeen en abject is. Doch wil een reactie een diep ingrijpenden invloed hebben, dan moet zij gebouwd zijn op een metaphysische levensbeschouwing. En waar deze elders te vinden, hecht, onverwoestbaar, alles-omvattend, dan in het Katholicisme?
- Des avonds. Voortdurend word ik gedwongen aan mijn moeder te denken. In welke werelden woont zij? Ziet zij ons? Kan zij ons omgeven met hare liefde en hare rust? Waar is zij nu? - Nog altijd blijft het mij zo bitter onbegrijpelijk, dat zij dood is, dat zij nimmermeer binnen zal komen in mijn kamer, haar ernstig, blijmoedig gelaat naar mij toe wenden, dat ik nooit meer haar zien zal in de verte, haar bekende gestalte en haren gang. Ik zou willen uittrekken om haar te zoeken, overal, in alle werelden. Ik wil haar weervinden, maar waar? waar?