Mijn dagboek. Dagboek 1. 1907-1911
(1958)–Pieter van der Meer de Walcheren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |
loos, zijn voortdurend eenzaam gesjouw door de schemering van het leven. Indien ik slechts den zin ervan kon vermoeden! Maar ik vind niets, ik zie geen oorzaak, ik zie geen doel aan het lijden en het onrecht. Alles is toevalligheid en chaos. Maar hoe kan ik, hopeloze, dan het leven dragen? De hemel is iederen avond onbeschrijfelijk schoon. De Melkweg boogt zijn ontzagwekkende baan door den besterden nacht. En het is de aanblik van die hemelse tuinen waar de sterren de eeuwige bloesems zijn, die mij geneest, die mijn ziekte verzacht. Als een kind schreit het heimwee in mij, naar ik en weet niet welken vader, naar ik en weet niet welk thuis. En ik ril van smartelijke verrukking. |
|