mij volkomen onverschillig. Bij hen vind ik een zoete zinnelijkheid die mij afstuit. De geest doorschijnt hun werk niet. Voor die schilders was de zuivere Moeder van Jezus een schone beminnelijke jonge vrouw, en Jezus wordt afgebeeld als een rijkgeklede, voornaam gebarende patriciër. De eeuwige gebeurtenissen, in den Bijbel verhaald, staan in het valse licht van het toneel, zijn van een theatralen opzet. Deze kunst mist den diepen geestelijken achtergrond welken ik overal vind bij de primitieve schilders en mosaïsten, zij is louter genot in malse kleuren, in aangename compositie en in de volle en sierlijke vormen der materie. Met de Renaissance schijnt de neergang te beginnen van de religieuze kunst, om in onzen tijd te eindigen met de rose weeïge kapperspoppen die heiligen moeten voorstellen, en met de gelikte chromo's welke met hun ontstellende lelijkheid de heiligheid der kerken en Gods schoonheid schennen!