24 October
Na in den ochtend het kloostertje van San Damiano bezocht te hebben, waar eertijds Santa Chiara met haar nonnen woonde, en welke armelijke kleine woning zo ontroerend vol herinneringen is, - toefde S. Francesco hier niet vaak en zong hij hier niet het Loflied op de Schepping? - wandelen wij na het middagmaal naar de hermitage der Carceri, langs den weg, welke, immer hoger stijgend aan de helling van den berg, een steeds wijder uitzicht biedt over de onafzienbare Ombrische vlakte. Achter ons, beneden onzen blik, ligt als een middeleeuws stadje, Assisi, met de bouwvallen van den hogen burcht, met zijn kerktorens, met het grote klooster en den zwarten koepel der Kathedraal. En plotseling, bij een bocht van den weg, ontdekten wij vóór ons een ravijn dat tot in de diepte begroeid is met steeneiken; hier en daar, tussen het donkere groen dezer bomen prijkten als grote boeketten, in den goudschijn van de ondergaande zon, dorrend bruine of gele bladerkronen; en klein daartussen, veilig verscholen, en schamel, maar hoe roemrijk in mijn verbeelding omgloeid, het kloostertje, rond de cel gebouwd waar S. Franciscus zo menigmaal in eenzaamheid, om klaarder de innerlijke stem zijner ziel te horen, zich terugtrok.
Al heb ik nu alles gezien, hoe zou ik langen tijd hier willen wonen; mij komt het voor, dat in deze zuivere atmosfeer de tegenstrijdigheden van het moderne leven niet meer bestaan, en uiterlijk en inwendig leven in volkomen evenwicht zijn. De oude onrust om de vragen zou mij verlaten, ik kende den vrede; het verband der