achtige omgeving; het Palazzo pubblico en de Kathedraal met de daarvoor gelegen fontein zijn schoon; paleizen, oude trap-straten, de overblijfselen der Romeinse muren, het is al zeer merkwaardig. Maar wij hadden Assisi zien liggen, en ik weet niet welke macht ons daarheen trok. Wij hadden haast hier te zijn, in dit gezegende oord. Denzelfden middag zijn wij nog de onderkerk binnengegaan. En het was opeens het verwachte. De lage mystische gewelven, de fresco's aan de wanden, het psalmodiëren der monniken in het koor, de indruk van het ganse was diep en wij voelden den zoeten schok der ontroering. Het is mij of ik in een stadje van Galilea vertoef, in de jaren toen Jezus leefde en zijn stralende voeten de aarde bewandelden. Ik kan die gedachte niet uit mij zetten. Er bloeit over alles zo'n gelukkige vrede, de heuvelen liggen in de verte zo harmonisch schoon en de stilte onder den zuiveren hemel is zo kristalhelder, dat ik mij als herboren voel, een mens die, ontdaan van zijn donker verleden, met nieuwe ogen het leven aanziet en, tot zijn oorsprong weergekeerd, woordeloos alles begrijpt. Mijn geest is vrij van tegenstrijdigheden en vernietigenden twijfel, en kent de zachte en zware blijmoedigheid. Ik zoek geen oplossing meer voor de oude vragen, het is mij voldoende te weten dat heiligen als
Sint Franciscus die kenden; ik geef mij over en ik heb den vrede. O, dat ik dit heerlijk gevoel voor immer in mij behouden kon!